ÏCK Z ZZ Z^ZZZZZ.'vz 2ich -
oh,efBvan rand tot 1572 - -----
Tn mr;t al he't rrVOlgrS Pr°Jekt W°rdt geZet' gegarandeerd zal begin
nen met he werk van de eerste over te doen. De praktijk van vandaag is dan ook
stonden met o T h SP°rt* hyPotheekagisters uit de periode, die vol
den met oorkonden, door mtddel van omslachtige regesten te overweldigen
Maar in verschillende archieven beginnen sommige van deze series al in de 14e eeuw
en waarom zou hiervoor niet hetzelfde gelden?
Muller werd dit al gewaar nog voor hij goed en wel begonnen was. In zijn Program
ma kondigde htj aan alvast alle niet in extenso uitgeschreven oorkonden ,n ncTan-
protokollen en in transport- en pachtregisters te zullen laten vallen verder alle
rent h tT'" renVerSa'en- O0rk0nden in 'onn^erboeken afgeloste
rentebrieven. Hoewel volgens zijn theorie de oorkonden uit een register in ieder
geval m regestvorm dienden te worden gebracht en zeker ook de vidimussen ging
ij er echter in de prakt,jk al gauw toe over ook de leenregisters terzijde te'laten
en vidimussen nam hij alleen nog op wanneer de vidimerende autorite t h ht
evens bekrachtigde of versterkte. Let wel, deze door de nood gedwongen beSs
hhet versch,,nen van de
bewering daar, onder 72, dat het voordeel van een regestenlijst van een archief
oven een regestenlijst van een bepaald persoon of een bepaalde streek hierin be
wd .T1 h6t 8eVal 06 zekerheid heeft geen oorkonde over te slaan
zeer dubieus en zelfs hypokriet aandoet. Bij een rijk middeleeuws archief wordt
'S V0°r hH di'«™ ^Plaats,: «we, een vrij groot aanla]
vredigendawo°rdta^dattShUlthn' Waard°°r het resultaat van de regestenlijst onbe-
ed gend wordt omdat h,j berust op een subjektieve selektie van belangrijke en
onbelangrijke stukken, een selektie die de archivaris in zijn inventaris ju,sï tracht
te vermijden; ofwel beginnen met alle oorkonden op te nemen en dan maar zien of
men 00,t klaar komt. Degene die op die manier het archief van het Utrechtse kapit
tel van Oudmunster onder handen neemt, moet dan zeker beginnen met nr 827 1
mensenl tie"den SChatting ca' la00° oorkonden. Hoeveel
mensenlevens van wereldvreemde archivarissen zou het duren nm 11 1
Zelfs de afdeling O en E van het ministerie zou het niet kunnen becijferen want
ij zou vergeten ,n haar berekening te verdiskonteren, dat de derde regesten
Smte'Jnah Van kleme arChiefjeS re8estenlijsten verschijnen, voor middel
grote archieven dient men we. heel grondig te overwegen of het resultaat tegen de
ge arbeidsintensiteit opweegt, voor grote archieven geven de schipbreuk van
kl beginnen. Wanh°°P Heermga dUlddijke WntS d&t men er beter aan
II Het nut van een regestenlijst voor de historische onderzoeker is gering.
beschreven stukken, optimaal tot zijn recht komt. Ik heb daar lltg
368
mijn scepsis over uitgesproken en ik vat kort samen: ondergeschikte bepalingen,
die van groot belang kunnen zijn, worden niet vermeld, de genealoog vindt in de
regesten te weinig namen, de ekonomisch-historicus mist in de regel de geldsbe
dragen van koop, verkoop, cijns, lonen, enz., de historisch-geograaf de belen
dingen en soms nog andere nadere geografische aanduidingen. Het regest moet
noodzakelijkerwijs onvolledig zijn, maar de keuze tussen datgene wat traditioneel
wordt opgenomen en wat wordt weggelaten, wordt nog steeds bepaald door de
rechtshistorische en institutionele belangstelling van de generatie Muller, Feith en
Fruin. Vandaar ook de sterke nadruk, die immer op de rechtshandeling werd ge
legd, en die weieens de argwaan wekte dat men de regesten vooral met het oog
op het rechtshistorisch onderzoek vervaardigde. Het kwam dan ook aan als een
klap in het gezicht van de archivarissen toen in 1931 Fruin was nog in leven
de primus inter pares van de rechtshistorici A. S. de Blécourt, in het Tijdschrift
voor Rechtsgeschiedenis een artikeltje schreef onder de veelzeggende titel: Over
zoogenaamde regesten, waarin hij de klacht liet horen dat hij aan de regesten,
zoals de archivarissen die sinds de verschijning van de Handleiding leverden, niet
veel had voor zijn studies. Het hautaine woord zoogenaamd in de titel was mis
plaatst en de verwijten w^ren voor een deel onterecht, maar de onthulling was
er niet minder pijnlijk om. Een juiste en uitvoerige weergave van de rechtshan
deling is moeilijk, zegt De Blécourt, en men snijdt zich gauw in de vingers: (ik
citeer) 'dit gevaar loopt men niet, als men het type (van de Handleiding) volgt
en zich op de ruimte houdt en een elastieke formule kiest, die niet onjuist is, maar
den lezer volkomen in het onzekere laat'. Dat die klacht nu juist van een rechts
historicus moest komen. Als dit aan het groene hout gebeurt, wat zal dan met
het dorre geschieden?
III Andere toegangen verdienen veelal de voorkeur boven regestenlijsten.
Regesten maken is tijdrovend en dat is voor rijke middeleeuwse archieven een
eufemisme het rendement voor de historische onderzoeker is voorzichtig
uitgedrukt niet optimaal, moeten wij de regestenlijsten dan afschaffen? Ik neig
er inderdaad toe om deze vraag tot op zekere hoogte te beantwoorden met ja.
Regestenlijsten horen in oorsprong thuis in de sfeer van de oorkondenboeken,
niet van de archiefinventarissen. Als voorbereidend werk voor een oorkondenboek
of, als de samenstelling van een oorkondenboek niet mogelijk is als vervanger
daarvan, hebben de regestenlijsten hun nut bewezen en doen zij dat nog, als nadere
toegang op archief inventarissen falen zij. Ik geloof dat wij gewoon moeten er
kennen, zoals het buitenland dat van meet af aan heeft gedaan, dat het geen geluk
kige greep is geweest van Muller en Fruin om de regestenlijst aan te wenden voor
het nader toegankelijk maken van de in een archiefinventaris beschreven stukken.
Voor het alternatief kunnen wij misschien van de periode van de 16e-18e eeuw
uitgaan. Niemand zal het voor die tijd in zijn hoofd halen één chronologische
toegang te maken op een heel archief, gesteld zelfs dat het materiaal het zou toe-