Het regest door dr. C. Dekker In mijn lezing over het onderwerp 'De archivaris en de historische wetenschap', die ik op de studiedagen van 1972 mocht houden meneer de voorzitter, dames en heren heb ik een aantal zaken aan de orde gesteld, waarvan ik wist dat er verschillend over werd gedacht, al was ik aangenaam verrast dat velen, zoals mij toen en later bleek, mijn visie deelden, hetzij over de gehele lijn, hetzij in onder delen. Eén van die onderdelen betrof het regest, waarop ik mijn zienswijze toen in kort bestek heb samengevat. Thans zijn wij in de gelegenheid het verschijnsel regest uitvoerig en van zijn ontstaan af te bestuderen, waarbij ik mij bij voorbaat ontslagen acht van het geven van een definitie, aangezien het een begrip betreft, waarvan wij allen, langer of korter geleden, geleerd hebben wat het inhoudt. Wij weten waarover wij praten. Met regesten zijn wij vertrouwd, niet ieder in gelijke mate, maar wij voelen dat ze liggen in de sfeer van ons vak. Voor iemand die niet aan geschiedbeoefening doet is de term doorgaans onverstaanbaar, maar degene, die al was het maar van een minimum aan historisch onderzoek afweet, associeert regesten met inventarissen en bijgevolg met archieven en archivarissen. Zo schijnt de term bij uitstek thuis te horen in de wereld van het archief. Althans in Neder land. Dat is niet altijd zo geweest. Nog in 1877 durft één der bekwaamste archi varissen van zijn tijd, de provinciale archivaris van Utrecht Vermeulen, het woord regest niet zonder nadere toelichting te gebruiken. Als hij het heeft over een chro nologische lijst van oorkonden zegt hij: onze naburen zouden haar regesten noe men, hetgeen toch wel een aanwijzing is voor het nog niet ten volle ingeburgerd zijn van de term ten onzent in die tijd. Inderdaad is het regest een produkt van Duitse bodem. Bovendien vindt het zijn oorsprong niet in het kader van ordening en openlegging van archieven, noch is het bedoeld als nadere toegang of wegwijzer voor de archiefbezoeker, die aan de inven taris niet genoeg heeft, integendeel, het regest is ontstaan uit de behoeften van de beoefenaars der mediëvistiek en heeft zich ontwikkeld in het raam van de groots opgezette ondernemingen tot publikatie van de middeleeuwse diplomatische bron nen. Reeds in de kringen der 17e eeuwse Mauristen leefde de gedachte een lijst van exerpten of samenvattingen van oorkonden samen te stellen, maar het is de Duitser Rühlmann, de sekretaris van Leibniz geweest, die dit vage voornemen nader heeft uitgewerkt. Onder inspiratie en op instigatie van Leibniz zelf, dat mogen wij wel 360 aannemen, want we weten dat deze wijsgeer en beoefenaar van de middeleeuwse geschiedenis in kontakt stond met de Franse Mauristen. Rühlmann ontwierp in 1715 een plan voor een Bibliotheca diplomatica, die zou bevatten: diplomata, non integrata cfuidem, sed cjuorumlibet exordium, argumentum et finem propriis verbis cum sigillis et subscription et quo locorum edita sint singula, sive adhuc lateant ik vertaal vrij: oorkonden, niet in hun geheel, maar slechts de aanhef, de rechthan- deling en het einde in de bewoordingen van de oorkonde, met opgave van de zegels en onderschriften, de vindplaats en de eventuele uitgave. Rühlmann dacht zich de volgorde chronologisch, maar per rubriek: eerst de oorkonden van de keizers en koningen van de Karolingers af tot de Habsburgers toe, dan de oorkonden van de kerkelijke en wereldlijke potentaten, vervolgens die van naburige koningen en vorsten en tenslotte die van de pausen. Dat de realisering van dit plan natuurlijk stuk moest lopen op de overstelpende hoeveelheid van het materiaal besefte Rühl mann blijkbaar niet, maar dat doet niets te zake. Het plan als zodanig is voor de geschiedenis van het regest interessant, ook al werd het niet uitgevoerd. Er is trou wens wel aan gewerkt. In 1722 blijkt de bibliothekaris van Jena, Bruder, bezig met de bewerking van oorkonden van de keizers op de manier, zoals Leibniz en Rühl mann zich die hadden voorgesteld: ad mentem Leibnitii rationemque Rühlmanni- anam, zoals Bruder zelf zegt. Na het stadium van plannen en eerste aanzetten, waarvan ik U de verdere details bespaar, rolde dan eindelijk tussen 1740 en 1744 in drie delen plus index de eerste regestenlijst van de pers onder de titel: Regesta chronologico-diplomatica, in quibus recensentur omnis generis monumenta et documenta publicarerum praecipue Germanicarum praesidia. De samensteller was het verheugt mij, meneer de voor zitter, dit te kunnen meedelen een archivaris, een archivaris, die aan historische studie deed, maar dat spreekt vanzelf. Het werk van Paul Georgisch, de archivaris van Dresden, dat uitsluitend regesten van toentertijd gedrukte oorkonden geeft, maar dan ook van de Donatio Constantini af tot 1730 toe, is nu nog slechts van retrospektief belang. Zijn grootste verdienste is geweest de introduktie van de term regest, hoewel die niet direkt werd overgenomen. Enige tijd later, in 1769 en vol gende jaren verscheen in Frankrijk een dergelijk werk: Table chronologique des diplömes, chartes, lettres et actes imprimés concernant l'histoire de France, door De Bréguigny, dat de gedrukte oorkonden tot 1179 in regestvorm bracht naar het model van Georgisch. Zowel in als buiten Duitsland werd het nieuwe genre van bronnen- publikatie nu druk beoefend, vooral op regionaal niveau, zonder dat echter de me thode van Georgisch noemenswaard gewijzigd of verbeterd werd. Waarom re gesten van gedrukte oorkonden? Hier speelt merkwaardigerwijze een politieke faktor een rol. Op het eind van het Ancien Régime streefde de medievistische stu die niet alleen een historisch maar ook een politiek-juridisch doel na. Het was de tijd van de bella diplomatica, waarin personen en instellingen elkaar met oorkonden om de oren sloegen ten bewijze van oude rechten en privileges. Regestenlijsten van gedrukte oorkonden bleken hierbij een praktisch hulpmiddel, dat vooral bij de niet- vakman welkom was: hij werd direkt verwezen naar de uitgave in extenso zonder [361]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 21