beveelt, zou ik willen vervangen door de aanbeveling om een bepaalde standaard voor een naam te kiezen, bijv. Gerard of Gerrit voor allerlei varianten als 'Gerijt', 'Gherijd', 'Gherijt', 'Gherit', 'Gerit', 'Gert', 'Gherardus', etc., waarbij dan bij de be langrijkste varianten op de hun in het alfabet toekomende plaats kan worden ver wezen naar deze standaard, vooral als deze sterk afwijken, zoals Lijsbet van Eliza beth. Minder afwijkende varianten zou ik niet eens noemen. We zijn dan af van de merkwaardige opeenvolging van varianten onder bijv. Geertruid van 'Geer- truudt', 'Geertruydt', 'Girt', 'Geertruud', 'Gheertrudis', 'Trude', 'Geertgijn', 'Ger- trud', etc., elk met een eigen verwijzing. We plaatsen immers toch al alle varianten bij elkaar onder een van deze vormen, ook al horen ze daar alfabetisch gesproken niet thuis, zoals Geertruid en Trude. Men zie als voorbeeld de index van Rentenaar op Van Mieris' Groot-Charterboek. Ten derde zou ik de regel van de Handleiding in 82 en de Regels van het Historisch Genootschap 72 inzake het niet ordenen op patronymica niet willen onderschrijven. Ik zie geen duidelijke reden voor de voorkeur voor voornaamsindicering van personen met een toenaam in de vorm van een patroniem, beroepsaanduiding of herkomst boven indicering op deze toenaam, die misschien zelfs praktischer is, omdat men bijv. dubbel opnemen kan voorkomen in de gevallen dat een toenaam reeds in een familienaam is geëvolueerd. Naast deze persoons- en plaatsnamenindex op de inventaris zou ik een index op zaken, die de Handleiding niet voorschrijft, maar wel gewenst acht, als een in som mige gevallen noodzakelijke toevoeging op de inventaris willen aanbevelen. Zo zou bijv. in een inventaris van het archief van een handelsfamilie een index op handelswaren, handelsgebruiken of beleggingen moeten worden opgenomen. Het gevaar van de subjectieve waardering en van het subjectieve kiezen van trefwoorden, waar de Handleiding 64 het over heeft, moeten we maar als onvermijdelijk aan vaarden. Een zakenindex vind ik te beperkt, als daarin alleen maar het woordge bruik van het te indiceren stuk wordt opgenomen. Termen als recht van represaille, erfdienstbaarheid of voluntaire jurisdictie, die in een stuk niet met zoveel woorden voorkomen, zijn in de index m.i. geheel op hun plaats, als het in feite om deze be grippen gaat. Een index moet rekening houden met de behoeften van de huidige wetenschapsbeoefening. Dat het onderzoek door het opvoeren van zulke 'gefanta seerde' trefwoorden zou kunnen worden gepredestineerd, acht ik sterk overdreven. En dan nu, waar het mij hier vooral om gaat, het indiceren van bestanddelen van archieven of van gehele archieven, hetgeen ik in mijn syllabus reeds heb aan geduid als een noodzakelijke voorwaarde voor het gebruik van sómmige archivalia. Sinds jaren wordt bij het Amsterdamse gemeentearchief onder algehele leiding van de adjunct-archivaris dr. S. Hart grootscheepse activiteit op dit gebied ontplooid. Het is duidelijk, dat de enorme omvang van sommige archieven en de steeds toe nemende aantallen bezoeken en schriftelijke verzoeken om inlichtingen (in 1972 in Amsterdam resp. ruim 10.000 en 1757) dit vereisen. Maar het is eveneens duide lijk dat voor zeer grote indiceringsprojecten veel mankracht nodig is, die men met het ambtenarencorps niet kan opbrengen. In Amsterdam kan men reeds ruim 20 jaar gebruik maken van de diensten van werknemers in het verband van de Sociale 354] Werkvoorziening. In de periode 1960-1972 waren er per jaar tussen maximaal 86 en minimaal 55 van deze werknemers bij de Archiefdienst van Amsterdam werk zaam; ongeveer de helft hiervan, dus globaal tussen de 40 en 25 personen per jaar, werd met indiceringswerkzaamheden belast. Dit lijkt heel wat, maar de laatste jaren loopt het aantal terug, terwijl het werk het indiceren zelf, met het typen en de verdere verwerking der fiches zéér arbeidsintensief is, zodat men eigenlijk nooit genoeg mankracht heeft. Een probleem is hierbij natuurlijk de begeleiding en de plaatsing van zulke grote aantallen personen. Ik mag hier wel beklemtonen, dat deze mensen zich uitermate verdienstelijk maken en werk verrichten, dat, ondanks de noodzaak ervan, anders nooit mogelijk was geweest. Van groot gewicht is het vervaardigen van een generale index op de oude notariële archieven van Amsterdam van de periode 1578-1842, naar schatting 5 miljoen akten, in deze ruim iy2 eeuw bijeengeschreven door de klerken van 546 in Amsterdam residerende notarissen en nu bewaard in 20.421 delen en portefeuilles, tezamen iy2 km planklengte. Daar zijn onlangs nog bijgekomen de notariële archieven 1843- 1895 in ruim 4000 dozen op x/2 km plank, over de indicering waarvan ik nog apart kom te spreken. Men zou kunnen denken dat met het indiceren van de oude nota riële archieven een zekere chronologische volgorde der akten of der notarissen wordt aangehouden, maar dit zou het nadeel hebben, dat bij een werk van zulke lange adem er op een gegeven moment alles tot op een bepaald jaar is te vinden en van een latere tijd niets. Het werk is gestart met de jaren geleden begonnen fi- cheringen door de heer Hart over bepaalde onderwerpen eigen interesse of ten behoeve van andere onderzoekers zoals de Amsterdamse betrekkingen met bijv. Noord-Amerika, Zuid-Amerika, West-Indië of Rusland, over walvisvaart, de zout- vaart of activiteiten in de Zaanstreek, die hij bij bepaalde notarissen aantrof. Deze indiceringswerkzaamheden worden de laatste jaren op uitgebreidere schaal voort gezet door een groep van ca. 10 personen, volledige werktijd per jaar, waarbij ik ook reken de werkzaamheden van enige werkstudenten, die speciaal zijn belast met het toegankelijk maken van de periode 1701-1710. De reeds vervaardigde ingangen op de notariële archieven, die een uitermate belangrijke en in vele opzichten unieke bron vormen voor de culturele, economische, financiële en sociale geschiedenis van Amsterdam met al zijn betrekkingen met de rest van ons land, met Europa en de voormalige koloniën, zijn voor het wetenschappelijk onderzoek en hiervoor niet alleen een uiterst nuttige activiteit gebleken. Tal van publicaties in binnen- en vooral ook in het buitenland, met name op het terrein van de geschiedenis van han del en bedrijf, scheepvaart en financiën, zijn mede hierdoor mogelijk geworden. De gang van zaken bij deze indicering is in grote trekken als volgt. Eerst worden er lijsten gemaakt van akten in bepaalde protocollen, waarbij op speciale onder werpen wordt gelet. Daarna wordt aan de hand van deze lijsten een samenvatting of regest van een notariële akte op een 'eerste' fiche geschreven. Door onderstre ping wordt aangegeven welke trefwoorden als ingangen voor het rubriekensysteem van belang zijn, waarna het 'eerste' fiche wordt vermenigvuldigd met de schrijf machine of met het xeroxapparaat zoveel maal als er trefwoorden onderstreept 355

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 18