Kernpunten uit de lezing van de heer Mentink Litt. voor 11III, Manuelp. 281293. WZweers, De functies van cle wetenschappelijke bibliotheek. Maatschappijuniversiteit en het beheersen van wetenschappelijke informatie, in: Intermediair, 8e jg. 14 (7 april 1972) 13. L. Velthoven, Organisatie van informatieverzamelingen, in: Intermediair, 8e jg. 2 (14 januari 1972) 7, 11. 1 Het werkt verhelderend inventariseren te onderscheiden in: a ordenen, b beschrijven, c ineenzetten van de inventaris. 2 De Handleiding en de inleidingen op archiefinventarissen vatten onder ordenen al die voorbereidende werkzaamheden samen die niet tot het beschrijven van enig fiche leiden. 3 In een archiefinventaris beschrijven we archiefstukken, géén handelingen of voorwerpen. 4 Bij het aangeven van de redactionele vorm van een stuk meten we ons grote vrijheid aan: we vragen ons te weinig af of de aanduiding: 'acte van 'acte waarbij al dan niet kan vervallen. 5 De term stuk (enkelvoud) als aanduiding van de redactionele vorm is te vaag om te voldoen: het komt in Nederlandse archiefinventarissen zelden voor; zulks in tegenstelling tot Franstalige. 6 Het gezichtspunt van waaruit we beschrijven dient steeds het archief te zijn waartoe het te beschrijven archiefstuk behoort. 7 Hetzelfde stuk wordt daarom in archief x anders beschreven dan in archief ij. 8 De weergave van de 'inhoud' van een stuk zien we in Nederlandse archiefin ventarissen verschillend uitgewerkt. Op dit gebied zijn geen dwingende regels te geven; men houde zich echter binnen één archief strict aan dezelfde uit werking. 350] 9 Men onderscheide scherp tussen de jaren waarover een archiefstuk handelt en het jaar van vastlegging van de handeling; vallen 'actum' en 'datum' in het zelfde jaar dan geldt de implicietheidsregel. 10 Bij de datering van het regest geeft men op: jaar, maand en dag; die volgorde vermijde men in inventarissen en publicaties. 11 Er zijn termen die w.i.w. bij het mondeling benoemen van archivalia worden gebruikt maar in de schriftelijke inventaris niet worden toegepast: reeks, serie, grosse. De laatste term t.g.v. de implicietheidsregel. 12 Men zou naast de bestaande omschrijvingen van de uiterlijke vorm kunnen gebruiken: a 1 verbroken lias, b 1 pak (geliasseerd geweest) In geval a gaat het om een actieve ingreep van de inventarisator. In geval b gaat het om een passieve constatering achteraf. 13 Stukken uit 19e en 20e eeuwse administraties kan men pas goed beschrijven wanneer men zich in het raderwerk van die administratie heeft ingewerkt en de volgorde van verschijning in de administratie op het spoor is gekomen; dat geldt in het bijzonder voor stukken uit 19e en 20e eeuwse financiële administra ties. 14 Formaliseren is afzien van de inhoud om de samenhang tussen de samenstel lende onderdelen op het spoor te komen' (van Peursen). 15 Inventariseren, speciaal onderdeel b en c, valt precies onder deze omschrijving. 16 De inventaris heeft daardoor natuurlijke grenzen. 17 In Frankrijk is inventariseren door sterk uniforme ordeningsschema's gebon den; in Nederland komt het andere einde in zicht. 18 Men kan in 19e en 20e eeuwse archieven 'structuur' onderkennen, gevormd ingevolge een of ander registratuurstelsel. 19 De meerderheid van de archieven van vóór 1795 echter vertoont, door welke oorzaak ook, geen of weinig 'oude orde'. 20 De vergelijking van inleiding en vooral indeling van een aantal inventarissen van soortgelijke archieven kan o.a. daarom verhelderend werken. 21 Het hoge vernietigingspercentage uit sommige jonge archieven kan leiden in de richting van het Pertinenzprinzip. 22 T.z.t. te vernietigen archivalia neemt men niet in de inventaris op. [351

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 16