door geen enkel zichtbaar teken geregeerd! Al komt voor dat niet-seriële overschot
de loketkasgedachte in de zin, toch is juist hier, bij vorming en indeling van ru
brieken, een grote verscheidenheid gegroeid.13
De meerderheid van de archieven van vóór 1795 echter vertoont, door welke oor
zaak ook, in het geheel geen of weinig 'oude orde'.
Constatering van een feit of toch niet?
Kan het bv. ook zijn dat we elkaar uiterst weinig mededelingen doen over de aan
wezigheid van enigerlei 'oude orde'? En dan m.n. 'oude orde' in het niet-seriële
gedeelte?
Het kan ook zijn dat er een oude orde gedeeltelijk (aanwezig is), ja zelfs totaal
aanwezig is of reconstruceerbaar, en toch gedeeltelijk of geheel onbruikbaar om als
grondslag voor de indeling van de inventaris te dienen. In zo'n geval leveren we,
door bestudering van die 'oude orde' wel een bijdrage tot de geschiedenis van de
oude administratie, en niet in de eerste plaats tot de verantwoording van de inven
tarisatie.
Als we nu voor de indeling van een inventaris te rade gaan bij de Handleiding
komen we daar een vierde hoofdstuk tegen, genaamd: 'Het ineenzetten van den
inventaris'.16 In dat hoofdstuk vinden we echter vrij weinig over het eigenlijke
ineenzetten.17 Dat is ook niet verwonderlijk: in een periode waarin de Handleiding
tot stand kwam (1892-1897) was er uiteraard nog vrij weinig geinventariseerd
volgens de regels die de Handleiding juist propageerde. Men kón lang niet alle
problematiek over-, nog minder vóórzien. Veel moest dus wel aan eigen inzicht
overgelaten worden.
Sindsdien, en vooral na 1950, toen er betrekkelijk veel inventarissen verschenen -
want ook dat hield de discussie over indelingsvraagstukken tegen: ze werden niet
vermenigvuldigd! heeft de discussie over de inventarisatieproblemen bepaald
niet in het middelpunt van onze belangstelling gestaan. Daarbij kwam dat beoor
deling van eikaars werk, in het begin van deze eeuw nogal scherp en principieel,
thans vaak niet veel meer is dan de aankondiging van het feit dat de inventaris van
x of ij verschenen is, met een enkele kritische opmerking als toegift.
Vergelijking van de indeling van inventarissen van soortgelijke archieven zou dan
ook verhelderend kunnen werken. Doet men dat dan moet de conclusie in eerste
instantie onthutsend zijn: bijna zoveel archivarissen, lijkt het, als indelingen. Zeker:
op het punt van beschrijven is er vaak overeenstemming, maar bij de indeling van
de inventaris divergeert het, op het eerste gezicht, weer sterk.
Men kan zeggen en het wordt gezegd inventariseren is geen wiskunde; of:
elk archief eist zijn volstrekt eigen indeling. Dat gaat alvast voor een groot deel
15 N. M. Japikse, De loketkas der Staten-Generaal en zijn voortzetting in het familie
archief Fagel, in: N.A.B., 65e jg. (1961) p. 114-124.
16 Handleiding, p. 88-114.
17 Voor indeling van het gehele archief alleen voluit 50 en 56-57.
[344
van de 19e en 20e eeuwse (overheids)archieven veel minder op. Er zijn o.a. daar
om dan ook indelingsschema's in omloop gebracht voor bv. 'gemeentearchieven
daterende van na 1813',18 voor de archieven van nederlandse hervormde gemeen
ten,19 voor polderarchieven,2» voor familiearchieven.21 Het voorbeeld dat van
een polderarchief verwijst naar 57 van de Handleiding waar men vindt: 'Het
is wenschelijk, dat in alle inventarissen van gelijksoortige archieven dezelfde volg
orde wordt gebezigd voor de hoofdafdelingen'.
Ik zou u dus kunnen gaan spreken over de mogelijkheden van indeling van ver
schillende gelijksoortige archieven, alsmede ook de specifieke moeilijkheden die
er zich bij elk van die soorten voordoen. Dat ga ik hier niet doen: voor verschil
lende van die soorten archieven zouden nl. aparte studiedagen meer dan nuttig en
nodig zijn! Bovendien kunt u op voortreffelijke wijze bij Van der Gouw alvast
algemene indelingsschema's uiteengezet vinden.22
Eer zou ik, op dit punt aangekomen, het verschil tussen structuur en model willen
introduceren. 'Een model is een maquette die ingewikkelde verbanden vereen
voudigt en zodoende verduidelijkt; het wordt tijdens het onderzoek geboren en
kan worden weggegooid zo gauw het overbodig is of niet operationeel blijkt te
zijn. Het model is een kind van de wetenschap, terwijl de structuur een
dochter van de werkelijkheid zelf is'.23 In ons geval: het model groeit en verandert
tijdens de verschillende fasen van het ordenen, beschrijven en ineenzetten; de
structuur van een geinventariseerd archief is af te lezen uit de (gedrukte) schema
tische weergave van de indeling van dat archief.
We zouden ook bij inventarisatie nog meer en vooral systematischer met het
modelbegrip moeten werken dan we nu onbewust? al doen. Er zijn grote
voordelen aan verbonden. Nog voor we werkelijk gaan beschrijven kunnen we
vaak al iets over het te inventariseren archief te weten komen, soms zelfs veel.
In het bijzonder in overheidsarchieven van de 16e eeuw en volgende kan men de
formele en bureaucratische taakomschrijving soms terugvinden. Max Weber (1864-
18 Circulaire van de Min. v. Binn. Zaken van 28 dec. 1949: 'algemene regels voor de
verzorging van de gemeentearchieven.na 1813', schema p. 22-24.
19 Richtlijnen inzake de zorg voor de archieven der Nederlandse Hervormde Kerk,
's-Gravenhage, uitgave 1966, schema p. 23-27.
20 Algemeen indelingsschema voor een polderarchief (zie 57 van de Handleiding),
stencil van de provinciale inspectie der gemeente en waterschapsarchieven in de provincie
Zuid-Holland, z.p., z.j.
21 E. Polak-de Booy, Zorg voor het familiearchief. Bussum 1969, p. 39-43: voorbeelden
van indeling van de inventaris.
22 J. L. van der Gouw, Inleiding tot de archivistiek, Zwolle z.j. 16-§ 18: Combinatie
van stelsels; Invloed van de administratieve organisatie op de structuur van het archief
en historische groei van archiefstelsels.
23 Willem Frijhoff, Heeft het franse structuralisme toekomst? in: Wending, je. 28 (okt.
1973) p. 418.
Zie ook: K. Bei tels en D. Nauta, Inleiding tot het modelbegrip, Hilversum 1969.
345