dende resoluties en ingekomen- en uitgaande stukken naar registers houdende (alleen) resoluties. 2 is er vertakking? 3 is er terugkeer tot de hoofdserie? 4 is er wegsterving? Stukken uit een 19e en 20e eeuwse administratie kan men bovendien pas goed be schrijven wanneer men zich in het raderwerk van die administratie heeft ingewerkt en de volgorde van verschijning van de stukken in de administratie op het spoor is gekomen; dat geldt in het bijzonder voor de stukken uit 19e en 20e eeuwse finan ciële administraties.' Dat betekent nog niet dat het moment van verschijning van de stukken in de administratie ook zonder meer als ordeningsprincipe dienst kan doen. Ineenzetten van de inventaris We komen nu van het analyse- in het synthesestadium Formaliseren is het afzien van het inhoudelijke (het wat), teneinde de relaties, de verhoudingen (het hoe) in het oog te krijgen. Men kan ook zeggen dat formalisering structuren aan de dag brengt.'8 Aldus van Peursen. Hij komt tot die uitspraak in een betoog over het verband tussen de hedendaagse 'informatieexplosie' en de toe komst van de wetenschapsbeoefening. Om in massale informatie de weg te kunnen blijven vinden is volgens van Peursen o.a. formalisering nodig. Er is dus een soort raamkennis, 'geraamte'-kennis nodig waarbij het er op aankomt alle noodzakelijke basiselementen, in de logische samenhang van die gegevens, in een bepaald en door zichtig verband te brengen. Van daaruit kan de inhoud worden gestructureerd. aangevuld; kan men zich 'vlees aan het bot' denken. Inventariseren is formaliseren, is afzien van de inhoud (van de 'aankleding') om de samenhang op 't spoor te komen. Is die samenhang schematisch duidelijk ge worden dan pas kan men naar behoefte en systematisch gaan aanvullen. De inventaris heeft dus in eerste instantie natuurlijke grenzen zoals een geraamte natuurlijke grenzen heeft. Al wat niet tot de stereotype onderdelen behoort en afzonderlijk wordt aangetroffen is per definitie bijzonder en moet dus bijzonder en apart in de praktijk: uitgebreider) worden behandeld. Men zou met personi ficatie van het archiefstuk kunnen zeggen: je kunt bij inventariseren, speciaal bij het beschrijven, beter enkel stuk, omslag, dossier zijn dan reeks of serie. De natuur lijke beperking van de inventaris brengt met zich dat we ervoor moeten zorgen 7 De comptabiliteit door de eeuwen heen. Tentoonstelling in de K.B. Albert I, Brussel 1970, p. IX-XXIII, p. 225-229, Glossarium: uitvoerige opgave van financiële terminologie. Zie ook: W. F. H. Oldewelt, De boekhouding van Amsterdam, in: Jaarboek Amsteloda- mum, jg. 63 (1971) p. 11-28. 8 C. A. van Peursen, De toekomst van de universiteit, z.p. 1967, p. 34-35: De functio nele aanpak. 342 dat in een inventaris tussen de beschrijvingen van series en de niet-seriële9 beschrij vingen geen al te grote onderlinge afwijking ontstaat. In Frankrijk is inventariseren door sterk uniforme ordeningsschema's gebonden. Men kan in het 'Manuel,'10 precies bestuderen hoe in Frankrijk inventariseren wordt opgevat: enige rigiditeit kan daaraan niet worden ontzegd. Moderne inven tarissen, in onze zin, zal men er zelden vinden. De middelen van toegang uit de 'administratieve' tijd gelden er ook nu nog als ingang, zij het dan op de meest uiteenlopende wijze nader toegankelijk gemaakt door allerlei 'analytische' inven tarissen en indices.11 In Nederland komt het andere einde in zicht: men behoeft slechts te wijzen op het bekende artikel van Haga over 'de inventarisering der nieuwe rechterlijke archie ven'12 (1811-1838), om in te zien dat zelfs volstrekt soortgelijke 19e eeuwse over heidsarchieven tot verschillende indeling van hun inventaris aanleiding geven. Toch is het duidelijk genoeg dat m.n. in 19e en 20e eeuwse (overheids)archieven de toepassing van enig registratuurstelsel tot een goed herkenbare 'structuur' kan leiden. Anderen hebben dit in geschrifte duidelijk laten zien: ik behoef hier de namen van Van der Gouw 13, Ribberink 14 en de Graaff maar te noemen. Moest men, zo is eerder gezegd, de onderlinge verhouding van de series bepalen om tot een juiste beschrijving van de stukken te komen, het is van nog meer belang te weten welke stelsels van ordening men in de tijd zelf heeft toegepast. Het is een bekend feit dat naast de archivalia, 'geregeerd' door bv. een resolutie stelsel: 1. resoluties, 2. bijlagen, 3. indices er meestal archivalia zijn, op zijn slechtst 9 Zie voor het gebruik van een overeenkomstige term: A. M. van der Woude, Het Noorderkwartier....'. Deel I, Wageningen 1972, p. 13 en 16: P. Chaunu: 'Histoire sérielle'; A. M. van der Woude: 'seriële geschiedenis'. 10 Manuel d'archivistique, Paris 1970, Chapitre IV: Le Classement et la Cotation, p. 187-242. 11 Manuelp. 282-287 (voorbeelden). 12 A. Haga, De inventarisering der nieuwe rechterlijke archieven, in: N.A.B., 55e jg. (1950-1951) p. 70-75. 13 J. L. van der Gouw, Naar een nieuwe Handleiding, in: N.A.B., 53e jg. (1948-1949), Groningen 1949, p. 58-70. (m.n. p. 66-67). J. L. van der Gouw, Inleiding tot de archivistiek, Zwolle z.j., p. 45. Ook bepaalde lessen, gegeven in het kader van de G.O., laten zien dat voor ondernemings- en bedrijfsarchieven dezelfde soort uitgangspunten zeer vruchtbaar kunen werken: 1 A. v. Giessel, Organische ordening, 2 A. v. Giessel, Archief ordening op basis van bedrijfsorganisatie, 3 M. J. Dreese, Functionele archiefordening, 4 M. J. Dreese, Archiefordening op basis van bedrijfsfunctie. vgl. ook: P. A. E. v. d. Bunt, Feilen van de functionele organisatie, in: Intermediair, 9e jg. 40 (12 okt. 1973) 21-25 en 41 (19 okt. 1973) 65-67. 14 A. E. M. Ribberink, Registratuur en rijksadministratie in de 19e eeuw, 's-Gravenhage 1970. (uitgave Rijks-Archiefschool); herzien door M. G. H. A. de Graaff. Zie ook: A. P. van Schilfgaarde, Het Nieuw-archief van het Huis Bergh en een registra tuurstelsel van 1842, in: N.A.B., 60e jg. (1955-1956), p. 135-138. 343

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 12