emancipatie van Noord-Brabant, die in de beweging Brabantia Nostra een hoog tepunt vond, dat tevens een afronding bleek te zijn, speelde de rijksarchivaris in Noord-Brabant geen opzienbarende rol. Zijn naam kreeg niet de klank van een Dr. de Brouwer, Frans Siemer, Mgr. Bannenberg, prof. F. van de Ven, Geert Ruy- gers, Anton van Duinkerken, Jan Naaykens en vele anderen, die tussen 1920 en 1960 in dit gewest de toon aangaven. Een joviale, expansieve, levensblije zuider ling was mr. Smit beslist niet. Hij was veeleer zwaartillend, formeel, veeleisend voor anderen en voor zichzelf. Ondeskundigheid maakte hem bovenmate kregelig, ook als die van een departement kwam. De spontane, soms naieve rondborstigheid van de brabander was hem vreemd. Eerder ergerde hij zich aan de gemakkelijke manier van leven van de brabander, aan diens neiging afspraken minder ernstig te nemen. Hij was er zelfs trots op, dat zijn vader, de latere rector van het Bossche Stedelijke Gymnasium, uit Den Haag afkomstig was, evenals trouwens zijn moeder Maria Joanna Catharina Horrix. De vader en grootvader van zijn moeder waren zeer bekende meubelmakers in het negentiende eeuwse 's-Gravenhage en leverden aan Lodewijk Napoleon voor het paleis op de Dam, aan koning Willem II en Anna Pavlona voor het paleis aan de Kneuterdijk en aan koning Willem III voor Het Loo. De lijkkist van koning Willem III, gedisseld uit één stuk, was zelfs een iet wat droefgeestig pronkstuk van de fabrikant Willem Jozefus Horrix, die aan zijn Bossche kleinzoon zijn voornamen in omgekeerde volgorde toebedacht. Dit Haagse milieu stempelde Jozef Smit bij voorbaat tot een heer. Zijn leven lang heeft hij zich als een heer gedragen. Daarnaast vormde het ouderlijk huis, waarin zijn vader Dr. Leonard Smit een kostbare collectie Horatania en prijsbanden had bijeengebracht, de gevoelige jongeman tot een humanist. Paste deze educatie niet bij het landelijke of industriële Noord-Brabant, het land van boer, pastoor en fabrikant, zij gaf wel aansluiting op het stedelijke Noord-Brabant, dat zich vóór 1914 en misschien tot 1940 voornamelijk manifesteerde in Breda en 's-Hertogen- bosch, in de hoofdstad het meest. Het was daar, dat Mr. Smit zich als brabander thuis voelde. Zijn leven lang zag hij in de uitgroei van steden als Tilburg en Eind hoven een aantasting van de positie van 's-Hertogenbosch als centrum van magi stratuur en cultuur. Voor een goed beheer van en zorg voor de archieven van Breda en 's-Hertogenbosch heeft hij dan ook altijd krachtig geijverd. In Breda vond hij bij het gemeentebestuur en bij de archivaris een williger oor dan in 's-Hertogen bosch. De huidige hoofdindeling van het Bredase depot draagt nog duidelijk de signatuur Smit. Een zekere gereserveerdheid en eigengereidheid maakten Mr. Smit niet bij iedereen populair. Zijn verfijnd cultuurbesef, dat zich ook uitte in dichterlijke ontboeze mingen, botste wel eens met de meer boertige, boerse mentaliteit op het Brabantse land. Zijn gedichten zijn geheel in zijn geest in een strenge sonnetvorm ge goten. Het vrije vers moest hij wel verafschuwen. Maar binnen de grenzen van wat toegestaan was zocht hij zich toch zijn weg, soms op vrijmoedige, soms zelfs plots op lyrische wijze. Dan maakte hij zich boos op mensen en omstandigheden, die de authenticiteit van streek en gewest bedreigden. Op het laatst van zijn leven keerde hij zich fel tegen de Beeldenstormers: [246] Gij aangeboren grond en eigen luchten 'k Heb nooit U meer bemind, U meer betracht Dan toen ik voor Uw eigen schoon ging duchten. En gij, dit volk, in pijnen voortgebracht, Bewaak uw eigen oogst en gaat niet vluchten. Het onweer dreigt, wees op Uw zaak bedacht. Het was net of bij het slijten der dagen Mr. Smit meer begrip had gekregen voor wat zich in eenvoudigen openbaarde. Hij, die zo graag sprak over de hoogheid van het recht en de hoogheid van het ambt van archivaris, kon toch ook het kleine geluk lief hebben. Een groot-nederlander zoals Moller is Smit nooit geweest, een groot brabander was hij in zijn diepste wezen en in zijn veelsoortige activiteiten. L. P. L. Pirenne [247]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1973 | | pagina 4