Mr. Dr. J. P. W. A. Smit 4 september 1883-17 oktober 1972 Wanneer van een rijksarchivaris wordt verwacht, dat hij zich betrokken voelt op de provincie, waarin hij ambtelijk werkzaam is, dan mag ook op die grond gecon stateerd worden, dat Dr. J. P. W. A. Smit een voortreffelijk rijksarchivaris in en van Noord-Brabant is geweest. Hij voelde zich met alle vezels van zijn hart en zijn verstand met de provincie verbonden, in de hoofdstad waarvan hij op 4 september 1883 geboren was. Zijn studies hadden steeds betrekking op deelgebieden van de Noordbrabantse rechtsgeschiedenis. De 7e juni 1911 promoveerde hij aan de Leidse universiteit bij de hoogleraar R. Fruin op 'Het Brabantse jachtrecht vóór de regee ring van Karei den Stouten.' Zijn talrijke opstellen, waarin hij de rechtsgeschiede nis vooral vanuit de heraldiek benaderde, mondden uit in zijn magnum opus 'De Brabantsche beelden en teekens van recht', dat in 1957 bij Nijhoff het licht zag. Na jaren van geleerdenstrijd rond de vormgeving van de provinciale vlag van Noord-Brabant won Smit het duel met de in deze provincie zeer invloedrijke Mr. A. F. O. van Sasse van Ysselt. De 21e januari 1959 aanvaardden de Provinciale Staten zijn ontwerp als dé officiële vlag, die al jaren tevoren bij nationale manifes taties populair was geworden door de opvallende rood-witte blokmotieven. Uit de inleidingen op de door hem of onder zijn leiding samengestelde inventarissen blijkt hoezeer hij zich op het gebied van de Brabantse rechtsgeschiedenis tot een uitzon derlijk deskundig vakman had ontwikkeld. Zijn talrijke leerlingen, onder wie vak coryfeeën als de hoogleraren Cerutti en Van der Gouw, erkenden dankbaar hoe veel zij van hem hebben geleerd. De School Smit is vooral onder degenen, die zich met de inventarisatie van rechterlijke archieven bezig houden, een begrip. De door hem gebezigde methode is tot een levende traditie geworden, die in de Bossche Waterstraat in grote lijnen nog steeds gevolgd wordt. De langdurige ambtsperiode van Mr. Smit (1914-1949) heeft zich door een nijvere inventarisatiedrift gekenmerkt. Na de aan aanwinsten zeer vruchtbare periode van Krom (1879-1885), Bondam (1886-1905) en Ebell (1905-1914) waren de schuren tot aan de nok met de oogst gevuld geraakt. Het is Smit geweest, die met zijn me dewerkers, onder wie Coster, Oldewelt en Formsma, het graan heeft gezeefd en in zakken gedaan. Om de overvloed 1 de baas te kunnen heeft Smit een uiterste ver- 1 De oud-rechterlijke archieven van de verschillende gemeenten in Noord-Brabant be dragen ongeveer 2,5 strekkende kilometer. [244] Mr. Smit met zijn opvolgers mej. drs. E. H. Korvezee (1949-1963) en dr. L. P. L. Pirenne op het rijksarchief te 's-Hertogenbosch in 1968. fijning in de inventarisatie vermeden. Om die reden weigerde hij ook soms ten onrechte deze inventarissen definitieve te noemen. Het is merkwaardig te constateren, hoezeer zich in de persoonlijkheidsstructuur van deze zeer oorspronkelijke man een zeker dualisme openbaarde. Dit geldt zowel zijn wetenschappelijke benaderingswijzen als zijn brabanderschap. Met betrekking tot het eerste aspect paarde hij de eigenschappen van de soms dor lijkende kamer geleerde aan die van de intuitief te werk gaande kunstenaar. De visie ging wel eens verder dan het feitenmateriaal toestond. Ondanks de zin voor wetenschap pelijke zelfkritiek, die hem van nature eigen was, werd hij vooral in de laatste fase van zijn leven verblind door het beeld, dat hij zich van het brabantse oer-verleden vormde aan de hand van gedurfde interpretaties van rechtssymbolen. Hij lokte daardoor kritiek uit, waarvoor hij meer gevoelig was dan hij liet blijken. Tot en kele weken voor zijn dood, toen zijn krachtige geest een fel gevecht leverde tegen het gesloopte lichaam, ijverde hij harnekkig voor de uitgave van een nieuwe studie, die zou handelen over de in de middeleeuwen bekende sodaliteit van de gaffel broeders van 's-Hertogenbosch. En toch en toch, wanneer hij zijn zicht op de noor- manneninvloed in het gebied tussen Schelde en Maas aan de hand van rechtssym bolen verdedigde raakte bijna iedereen in zijn ban. Ondanks de scepsis van de toehoorder kan deze niet aan de indruk ontkomen, dat er in de theorieën van de auteur vele goede dingen schuilden. Ook zijn brabanderschap was er een van een geheel eigen aard. In de strijd om de [245]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1973 | | pagina 3