stellingen, enz. In vele streken bleken de plaatselijke archieven onvoldoende toe
gerust te zijn voor hun taak.
De aprilaflevering 1972 (vol. 4, nr. 5) staat in het kader van de herdenking van het
25-jarig bestaan van de Society. Zij bevat drie artikelen over Middeleeuwse en drie
artikelen over moderne archieven.
L. J. Cappon gaat in op de wijze, waarop in de 19e eeuw de Rolls Series werden
uitgegeven. R. I. Jack behandelt de cartularia en registers van de Llanthony Priory
in Gloucestershire. M. Jones publiceert een overeenkomst, gesloten op 30 augustus
1310 tussen Robert lord Mohaut en Sir John de Bracebridge, waarbij laatstge
noemde op zich nam eerstgenoemde als ridder te dienen in oorlog en vrede overal
ter wereld, behalve in het Heilige land.
F. Huil vergelijkt de relatief grote aandacht, die nu aan moderne archieven ge
schonken wordt met de geringe belangstelling, die een kwart eeuw geleden aan
contemporaine stukken ten deel viel. M. Roper gaat in zijn bijdrage Modern depart
mental records and the Record Office o.a. diep in op de overeenkomsten en ver
schillen tussen de archivaris, die zich met oude stukken en degene, die zich met
moderne archivalia bezig houdt. Hij wijst op de grote kennis van de geschiedenis
en de werkwijze van de organen, wier archieven hij beheert, die voor de archivaris
der nieuwere archieven vereist is. Hij heeft zelfs met paleografie en diplomatiek
nieuwe stijl te maken als hij de handtekeningen en initialen op brieven moet ont
cijferen. M. Cook doet verslag van het maken van een overzicht van het lopende
archief van het City Planning Office in Liverpool door aspirant archivarissen in
opleiding aan Liverpool University.
De oktoberaflevering 1972 (vol. 4, nr. 6) begint met W. Davies' studie over Saint
Mary's Worcester and the Liber Landavensis. Dan volgt een met twee reproducties
van brieven geïllustreerde bijdrage van F. O. Edward over een brievenboek over de
periode 1604-1606 van Robert Cecil, eerste graaf van Salisbury, dat bewaard wordt
in Stonyhurst College. In het bijzonder gaat hij in op de correspondentie met
Spaanse autoriteiten, o.a. over Holland en Zeeland. G. A. Johnston heeft een mo
derner onderwerp, hij vertelt over de archieven der internationale organisaties en
legt daarbij de nadruk op de Internationale Arbeids Organisatie.
J. H. v. d. HO.
De veertiende aflevering van S. A. Argiefblad/S. A. Archives Journal, verschenen
in 1972, heeft als thema moderne vormen van archiefstukken, zoals drukwerken,
foto's, films, banden en 'rekenaaruitdruk', dat wat de computer produceert. De
archivaris zal moeten leren deze verschijningsvormen van archivalia volledig als
zodanig te accepteren.
M. Potgieter zet uiteen hoe de Elliott Photographic Collection geïndiceerd wordt.
J. H. Cilliers vertelt wat bij de Zuid-Afrikaanse archiefdienst aan microfilmen ge
daan wordt. P. J. du Plessis gaat in op de aanwezigheid van kunstwerken in het
staatsarchief, zoals ontwerptekeningen en ook maquettes. In Kroniek en Technisch
nieuws is veel te vinden over registratuur, microfilm, computergebruik en beeld-
documentatie. Belangrijk is het overzicht van de geïnventariseerde archieven.
308]
De bijdragen van S. J. Schoeman over de Duitse archieven in het Staatsarchief te
Windhoek, D. J. J. Smith over de archiefadministratie in de Bantoethuislanden en
J. H. Mienie over de Katholieke archieven in Kaapstad vormen door hun rijke in
formatie een goede aanvulling op het thema van dit nummer.
J. H. v. d. HO.
De omvang van Rassegna degli Archivi di Stato is iets bescheidener geworden,
maar de drie afleveringen van de 32ste jaargang (1972) tellen tezamen toch altijd
nog 730 bladzijden.
Aflevering 1 begint met een bijdrage die is voortgekomen uit de voorbereidende
werkzaamheden aan de Guida generale degli Archivi di Stato, die tot stand moet
komen door de samenwerking van alle Staatsarchieven in Italië, die volgens een
speciale instructie hun archieven voor dit doel zullen beschrijven. Hiervoor bestu
deerde E. Aleandri Barletta de rubriek Miscellanea famiglie van het Staatsarchief
te Rome, waarbij een gedeelte van het archief van Mgr Nicola Maria Nicolai te
voorschijn is gekomen. Dit archief was in 1883 geschonken, maar men was het uit
het oog verloren, daar het over verschillende fondsen was verspreid en in geen
enkele inventaris of gids werd vermeld. Ook de overige bijdragen van deze afleve
ring zijn aan Italiaanse onderwerpen gewijd. G. Airaldi baseert haar studie over de
middeleeuwse gasthuizen te Genua, met name Santa Maria di Terralba, op bron
nen uit het Staatsarchief te Genua. Een bezoek in 1592 van een prelaat aan de
eerste psychiatrische inrichting van Italië te Rome, Santa Maria della piëta dei
'pazzarelli' geheten, is het onderwerp van de studie van M. G. Ruggiero Pastura.
A. Papa geeft tenslotte een opsomming van de bronnen voor de stedegeschiedenis
van Rome van na 1870.
In Aflevering 2 worden enige beschouwingen aangetroffen van de hand van V.
Stella over de geschiedschrijving, de archivistiek, de functie van het archief en het
werk van de archivaris gedurende de laatste dertig jaren in Italië. Hierna geven
P. d Angiolini en C. Pavone een uiteenzetting van de werkwijze die wordt gevolgd
bij het vervaardigen van de reeds eerder genoemde Guida generale degli Archivi
di Stato. Daarop volgt een verslag van E. Ormanni van een internationaal congres
te Spoleto onder auspiciën van de I.C.A. betreffende de gevolgen van het gebruik
van de computer voor de archieven. Deze aflevering wordt besloten door een stu
die van M. Caprioli Piccialutti getiteld: Radio Londra, 1939-1945. Appunti su un
inventario. De schrijfster tracht door onderzoek in de archieven van de B.B.C. en
van verscheidene particulieren, te komen tot een reconstructie van de uitzendin
gen van de B.B.C. naar Italië in de jaren 1939-1945. Een inventaris van het mate
riaal betreffende de maand januari 1944 besluit het artikel.
M. Alibrandi Intersimone geeft in aflevering 3 regesten van 166 stukken uit het
Staatsarchief te Messina. De stukken (1225-1770) hebben betrekking op verschil
lende religieuze instellingen van die stad, waarvan weinig archiefstukken bewaard
zijn gebleven. Hierop volgt een uitvoerig artikel van P. Burgarella en G. Scarazzini
over de organisatie van het archiefwezen in Spanje, vanaf het ontstaan in 1858 tot
309