Boekbesprek ing
Übersicht iiber die Bestande des Hessischen Hauptstaatsarchivs Wiesbaden
(Selbstverlag, Wiesbaden 1970), XXIX en 388 pp., 9 afb.
Van de staatsarchieven in de Bondsrepubliek is voor de Nderlandse geschied
kundigen dat van Wiesbaden vrijwel het belangrijkste en ongetwijfeld het meest
geraadpleegde voor onze kennis van de strijd van het Huis Nassau voor de Neder
landse onafhankelijkheid. P. J. Blok boorde in deze hoofdstad van het in 1866 bij
Pruisen ingelijfde hertogdom Nassau 'een rijke bron voor de kennis der geschiedenis
van den opstand tegen Spanje' aan (Verslag aangaande een onderzoek in Duitsch-
land naar archivalia belangrijk voor de geschiedenis van Nederland, p. 288, 's-Gra-
venhage 1888). J. A. G. C. Trosee, die het zich geldelijk kon veroorloven om er
enkele jaren te gaan wonen, baseerde mede op de inhoud van het daar aanwezige
Altes Dillenburger Archiv zijn Historische Studiën ('s-Gravenhage 1924) en had
zich daar toen al jarenlang verdiept in de briefwisseling van Jan van Nassau (waar
van een Nederlandse uitgave reeds vele jaren in voorbereiding is). In 1934 gaf
N. Japikse het eerste deel Correspondentie van Willem den Eerste Prins van
Oranje uit, waarin veel materiaal uit Wiesbaden is opgenomen, terwijl voor moge-
Lijk volgende delen daar veel gegevens verzameld werden.
Na de tweede wereldoorlog werd bij de reorganisatie van de 'Lander' der 'Bundes-
republik' Wiesbaden weldra de hoofdstad van het Land Hessen, waarvan het staats
archief in 1958 de naam Hauptstaatsarchiv verwierf, om sinds 1963 officieel te
bestaan als Hessisches Hauptstaatsarchiv. De vroegere directeur er van, Dr. O.
Renkhoff, die sinds vele jaren de omvangrijke 'Nassauische Annalen. Jahrbuch
des Vereins für Nassauische Altertumskunde und Geschichtforschung' zo voor
treffelijk redigeerde, is er kort voor zijn aftreden, na jarenlange voorbereiding door
hem en zijn staf (Dr. Geisthardt, Dr. Gensicke, Dr. Kropat en de tegenwoordige
Hauptstaatsarchivdirektor Dr. Struck) in geslaagd een overzicht te publiceren van
de daar aanwezige bestanddelen betreffende de gebieden tussen Rijn, Main en Sieg,
die eerst in de negentiende eeuw tot staatkundige eenheid kwamen, eerst groten
deels in het hertogdom Nassau, dan in het Pruisische Regierungsbezirk Wiesbaden.
Renkhoff zelf beschreef in zijn inleiding de geschiedenis van het Hauptstaatsarchiv
en van de bestanddelen, waarbij mij op biz. XX het bestaan van 'Herzöge von
Nassau-Sachsen-Eisenach' toeschijnt een verschrijving te zijn, terwijl het op p. XXI
[294]
onjuist wordt voorgesteld als zou onze Prins Willem IV na 1742 van 's-Gravenhage
uit zijn Landesregierung in Dillenburg hebben georganiseerd. (Daadwerkelijk ge
beurde dit toen de vorst van het herenigde Nassau (-'Oranien') nog als Fries stad
houder in Leeuwarden resideerde.)
De archieven van Wiesbaden zijn voor ons Nederlanders vooral van belang wegens
de 'weltpolitische Bedeutung der Grafschaft Nassau-Dillenburg'. Het blijft te be
treuren dat er van het Altes Dillenburger Archiv nog altijd geen gedrukte moderne
inventaris bestaat, ondanks het inventarisatiewerk van o.a. Dr. K. E. Demandt,
de bewerker van de zeer omvangrijke driedelige 'Regesten der Grafen von Kat-
zenelnbogen 1060-1486' (Wiesbaden 1953-1956, 2933 pp. met grote bladspiegel en
kleine letter) en de schrijver van 'Die letzten Katzenelnbogener Grafen und der
Kampf urn ihr Erbe' (Nassauische Annalen, dl. 66, 1955, pp. 93-132), bij wie hij
de oorsprong vindt van de hoge begaafdheid bij leden van het Huis van Oranje-
Nassau.
Wel bestaan er van een ander Duits staatsarchief een reeks gestencilde delen, met
inhoudsopgaaf van voor de Nederlandse geschiedenis belangrijke documenten. Ik
bedoel de nog steeds lopende 'Repertorien des Staatsarchivs Marburg, Bestand 4:
Politische Akten nach Philipp des Gr(ossmüthigen), 1567-1821'. daarvan Abtei-
lung f: 'Staatenbildung', daarvan Band 13, 'Grappen: Münster, Stift bis Neuwied',
bewerkt door Regierungsarchivrat Professor Dr. Dülfer (Marburg 1965), die daarin
een aantal dossiers betreffende leden van de diverse linies van het Huis Nassau
vermeldt, t.w. die van Diez, Dillenburg, Hadamar, Idstein, Oranien, Ottweiler,
Saarbrücken, Schaumburg, Siegen, Usingen, Weilburg en Wiesbaden. In Band 14
(Marburg 1966) behandelt K. Dülfer de 'Gruppen' 'Niederlande bis Reichsgrafen'.
(Deze publikaties berusten in de boekerij van het Algemeen Rijksarchief.)
Het 'Altes Dillenburger Archiv' berustte in 1816 nog in Dillenburg, toen de Nas-
sause stamlanden van Koning Willem I tot zijn hartzeer aan Pruisen (Nassau-Sie-
gen) e.a. waren toebedeeld, waarbij Nassau-Dillenburg, Nassau-Diez en Nassau-
Hadamar aan het hertogdom Nassau (condominium van Nassau-Usingen en Nas-
sau-Weilburg) kwamen. Daardoor hield Dillenburg op archiefdepöt te zijn (het
gebouw uit de achttiende eeuw, waarin Von Erath en Von Rauschard zulk be
langrijk archivistisch werk hadden verricht herbergt nu het commissariaat van
politie). Maar de nieuwe bezitters kregen lang niet alle op hun territoria betrekking
hebbende stukken. Blok constateerde (o.c.p. 288) dat na 1815 tal van archivalia
uit het 'A.D.A.' 'door den bekenden geschiedschrijver Amoldi namens de regeering
van Nassau aan den Koning der Nederlanden uitgeleverd zijn; naar men te Wies-
baden meende meer dan rechtens aan den Nederlandschen tak van het Huis Nassau
toekwam'.
Toen ik in 1934 voor het eerst in het Staatsarchiv Wiesbaden kwam, zei daar de
door de nationaal-socialisten zojuist als 'politisch unzuverlassig' uit zijn ambt ont
zette Staatsarchivdirektor Dr. Max Domarus: 'den Arnoldi hatte man, preuszischer
seits gesprochen, hangen sollen'!
Dank zij het werk van deze in 1827 te Dillenburg overleden 'Königlich niederlan-
dischen Legationsrath', wiens graf zich nog ongeschonden op de 'alte Friedhof'
[295