1.8.2. genoemde uitzonderingen toestemming nodig, hetzij van dr. Kersbergen (aanneming van werk), hetzij van de gemeente (als dr. Kers bergen het boekje in gemeentedienst geschreven zou hebben, hetgeen niet waarschijnlijk is), hetzij van de uitgever Donker of van Roterodamum (aan wie het auteursrecht kan zijn overgedragen). Blijkens mededeling in het nieuwe boek is aan de eerste voorwaarde hier voldaan. 2.10. Handhaving van het auteursrecht 2.10.1. De gewijzigde Auteurswet 1912 kent thans ook de strafrechtelijke aan sprakelijkheid van een corporatie (zie 1.7.3.). Men zou dus moeten aannemen dat, wanneer een archiefambtenaar in zijn functie een bij de Auteurswet 1912 strafbaar gesteld feit pleegt, naast hijzelf ook de staat c.q. de gemeente enz. strafbaar is.Het zal echter niet zo'n vaart lopen. In de eerste plaats niet omdat toepasselijkheid op overheidsinstanties van de regels van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van corporaties dubieus is. Voorts zal m.i. het openbaar ministerie op grond van het opportuniteitsbeginsel slechts bij uitzondering tot strafver volging in auteursrechtzaken overgaan. 2.10.2. De archiefdienst mag in het algemeen verwachten dat de bezoeker of ge bruiker de Auteurswet 1912 zal naleven en de auteursrechten van ande ren zal eerbiedigen.14 Daarom bestaat ook geen behoefte aan een voor schrift als in West-Duitsland bij het Bundesarchiv geldt15: degene die niet gepubliceerde archiefbescheiden benut voor niet-ambtelijke doelein den, moet een schriftelijke verklaring overleggen dat bij het gebruik van de gegevens met auteurs- en persoonlijkheidsrechten rekening wordt ge houden. 2.11. Uit het bovenstaande blijkt wel dat de Auteurswet 1912 de archivaris in tal van problemen kan doen verzeilen. Vaak zal het zeer moeilijk zijn de rechthebbende op het auteursrecht op te sporen en kan de archivaris diens noodzakelijke toestemming dus niet verkrijgen. In vele situaties zal de ar chivaris dan goed doen de verschillende belangen af te wegen, wil hij zijn taak ten opzichte van het publiek naar behoren kunnen vervullen. F. C. J. Ketelaar 14 Vergelijk Hoge Raad 18 december 1919, Nederlandsche Jurisprudentie 1920, 35. 15 Benützungsordnung für das Bundesarchiv, 3, tweede lid, in: Archivum 17 (1967) 42. Zie ook R. M. Kloos, Rechtsfragen im archivischen Ausstellungswesen, in: Der Archivar 23 (1970) 167. [290] SUMMARY Copyright law and archives Part one summarizes the main points of the Dutch Copyright Act, changed in 1972 to correspond with the Rome revision of the Berne Convention. In the second part the most important effects of the copyright law on archives management are dealt with. Archives and collections of books, magazines, photographs, films, sound recordings etc., kept in the state and municipal repositories, are in principle subject tot copy right up tot 50 years after the maker's decease. However, the Archives Act16 appears to create implicit exceptions of this copyright, by guaranteeing the right of acces to the public and private records which have been tranferred to a reposi tory, and to make reproductions or copies or to have such reproductions or copies made. Reproduction or publication of works, other than archives in the strict sense of the Archives Act, means an infringement of the rights of the copyright owner. The Copyright Act permits copying and publication under certain conditions, e.g. for scientific or educational reasons. 16 An English translation of the Dutch Archives Act is published in: Nederlands ar chievenblad 74 (1971) 190-208. [291]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1973 | | pagina 26