ging geschiedt zonder toestemming van de rechthebbende op het auteurs
recht en aanvaardt de hieruit voortvloeiende verantwoordelijkheid'.
2.8.2. Afschrijven en publiceren van archiefstukken
Artikel 7 van het gedeeltelijk vervallen koninklijk besluit van 14 januari
1920 nr. 33 (Stcrt. 13) betreffende de toegankelijkheid en het gebruik der
rijksarchieven 10 bepaalt dat het een ieder die van archiefstukken gebruik
maakt vrij staat om het door of voor hem afgeschrevene in druk uit te
geven, mits hij zich onderwerpt o.m. aan de voorwaarde (onder c) dat
het recht om het uitgegevene opnieuw te doen drukken en uitgeven
voor het rijk onverkort blijft. Een dergelijke bepaling komt ook voor in
verscheidene gemeentelijke reglementen voor het gebruik van de archie
ven (Rotterdam, Breda, Arnhem enz.): ermee instemt dat het recht
om het door hem gepubliceerde opnieuw te doen publiceren zowel voor
de gemeente als voor anderen onverkort blijft'.
Deze bepaling ziet op het geval waarin een stuk in de archiefbewaarplaats
wordt afgeschreven en gepubliceerd. Dat kan (maar hoeft niet, zie 2.1.)
een inbreuk op het auteursrecht zijn. Een ander maakt nu op zijn beurt
van het origineel een afschrift en publiceert dit. Hierdoor wordt op het
auteursrecht van de eerste afschrijver geen inbreuk gemaakt, tenzij sprake
is van ontlening aan diens publikatie (bv. overnemen van noten, inter
polaties). Een uitdrukkelijke bepaling als in het koninklijk besluit van
1920 en in de genoemde gemeentelijke verordeningen is dus niet nodig.11
2.9. De maker
2.9.1. Het auteursrecht op een inventaris, gids of ander werk, vervaardigd door
een archiefambtenaar, zal in het algemeen aan de archiefdienst toeko
men: het werk is immers in dienst van een ander vervaardigd, terwijl
10 Het voornemen bestaat dit besluit formeel in te trekken bij gelegenheid van de tot
standkoming van het koninklijk besluit houdende de verdere vaststelling van de inrichting
van de rijksarchiefdienst (artikel 12, vijfde lid, van de Archiefwet 1962).
De artikelen 1, eerste lid, 1 bis, 2, 4, 5 en 9 van het besluit van 1920 hebben hun gelding
verloren omdat in het daarin bepaalde wordt voorzien door bepalingen van de Archief
wet 1962 en het Archiefbesluit. De artikelen 3, 6 en (maar dan gewijzigd) 8 zullen een
plaats moeten krijgen in een reglement voor de rijksarchiefbewaarplaatsen, vast te stellen
ingevolge het genoemde koninklijk besluit ex artikel 12, vijfde lid, van de Archiefwet
1962.
Het bepaalde in artikel 7, onder a en c, van het besluit van 1920 is m.i. overbodig, het
onder b gestelde (plichtexemplaar t.b.v. de archiefdienst) is in strijd met de Archiefwet
1962. Evenzo reeds S. J. Fockema Andreae, in: Nederlandsch archievenblad 43 (1935-
1936) 136. De minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk heeft in 1970 de
algemene rijksarchivaris verzocht de rijksarchivarissen op te dragen het stellen van de in
artikel 7, onder b, genoemde voorwaarde achterwege te laten. Wel kan aan de gebruiker
van archiefbescheiden te kennen worden gegeven dat schenking aan de archiefbewaar
plaats van een exemplaar van de door hem bezorgde afdrukken of van het werk, waarin
afdrukken van bescheiden voorkomen, op hoge prijs wordt gesteld.
11 Anders: H. Hardenberg, Legal and juridical problems associated with access to ar
chives, in: Archivum 16 (1966) 44. Zie ook aldaar 51 (Bautier) en 60 (Lamb).
[288
voorts de arbeid van de archiefambtenaar mede bestaat in het vervaar
digen van dergelijke werken (zie 1.4.2.). Partijen kunnen echter anders
overeenkomen. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor een docent van
de rijks archiefschool t.a.v. de door hem geschreven syllabus.
Wanneer evenwel de archiefambtenaar een boek of artikel publiceert zon
der dat dit tot zijn eigenlijke taakvervulling gerekend kan worden, komt
het auteursrecht hemzelf toe.12
2.9.2. Zoals volgt uit 1.8.3. kan het auteursrecht op een door of vanwege de
openbare macht uitgegeven werk (bv. een inventaris) worden voorbehou
den, door bv. een bepaling in een verordening of door bv. in het werk
de woorden 'auteursrecht voorbehouden' op te nemen. Een dergelijk
voorbehoud is gemaakt in de sedert 1945 door het ministerie van onder
wijs, kunsten en wetenschappen uitgegeven archiefinventarissen e.a. pu-
blikaties vanwege rijksarchieven.
Indien zulk een voorbehoud is gemaakt, komt het auteursrecht toe aan
de maker van de inventaris, niet aan de openbaarmakende dienst als zo
danig. Echter, het geval dat daarmee de feitelijke maker (de archiefamb
tenaar) rechthebbende op het auteursrecht wordt, zal zich niet vaak voor
doen. De feitelijke maker is immers veelal in dienst van de archiefdienst
die openbaar maakt en deze dienstverhouding schept consequenties voor
het 'maker' zijn in auteursrechtelijke zin (zie 1.4.2.).
2.9.3. Dit ligt anders in het geval van aanneming van werk (zie 1.4.3.). Een
voorbeeld moge dit verduidelijken.
In opdracht van het Historisch genootschap 'Roterodamum' heeft mevr.
G. W. J. Nieuwenhuis-Verveen het boek 'Standbeelden, monumenten en
sculpturen in Rotterdam' geschreven, tegen een bepaald honorarium.
Daar het aanneming van werk betreft berust het auteursrecht bij de
schrijfster, niet bij het genootschap (tenzij anders overeengekomen).
Indien de schrijfster in dienst zou zijn bij de gemeentelijke archiefdienst
Rotterdam (die als uitgever op het titelblad vermeld staat!), en zij zou
in die hoedanigheid vaker artikelen en boeken schrijven, dan komt het
auteursrecht toe aan de gemeente.13
Nu bestaat het boek voor een groot deel uit de tekst van een vroeger ver
schenen monumentenboekje van de hand van dr. A. Th. C. Kersbergen,
vroeger adjunct-gemeentearchivaris van Rotterdam. Dit boekje verscheen
in een door uitgeverij Donker uitgegeven serie van het genootschap Rote
rodamum. Voor het nu verschenen boek van mevr. Nieuwenhuis is
waar hier geen sprake is van korte aanhalingen of een van de andere in
12 Zie ook S. Dörffeldt, Das neue Urheberrecht und seine Bedeutung für das Archiv-
wesen, in: Der Archivar 21 (1968) 222-223. Daartegen: H. Bickelhaupt, Urheberrecht und
Archivwesen, in: Der Archivar 22 (1969) 50.
13 Daar het gemeentearchief bij de uitgave optreedt namens het Historisch genootschap
Roterodamum betreft het niet een werk dat is uitgegeven door de openbare macht.
[289