Het beheer der kaartencollecties in de rijksarchieven Op last van de Algemene Rijksarchivaris en het Convent van Rijksarchivarissen is een commissie samengesteld, die tot taak heeft een rapport op te maken over de meest efficiente wijze van beschrijven, catalogiseren en opbergen van kaarten, die zich bevinden in de rijksarchiefbewaarplaatsen. Tot leden van deze commissie zijn benoemd dr. P. Scherft, (voorzitter), J. Th. W. van Bracht, (secretaris), P. D. Keij- mel, A. J. H. Rozemond. Deze commissie heeft het volgende rapport over haar bevindingen uitgebracht: Rapport van de Commissie tot bestudering van het beheer der kaartencollecties in de rijksarchieven. Door een steeds sterkere visuele gerichtheid, reeds een kleine halve eeuw geleden door Huizinga aangekondigd, is alom een grote belangstelling voor oude kaarten ontstaan. In hoeverre een verlangen naar overzicht of romantische nostalgie hier een rol speelt, wordt hier niet als een academische vraag voorgelegd en evenmin bevestigd of ontkend in hoeverre wat voor 'gezien' gehouden wordt ook werkelijk 'wel bekeken' is, zoals men zegt. Uitgevers van fascimile-drukken prijzen in hun kleurige reproducties van oude kaarten het decoratieve element óók in het moderne interieur of leggen, wanneer het hele atlassen betreft, nauwelijk maar niet mis te verstaan voor wie het graag horen wil, even een accent op de meer of mindere exclusiviteit van hun uitgaven, zoals dit ook in de prijzen tot uitdrukking komt, die kunsthandelaren en antiquairs noemen, wanneer zij de liefhebbers op de kwaliteit van een oude druk en op de barokke maar voorname kleurenpracht hebben gewezen. Maar er is nog meer waar te nemen. Deze reeds lang bestaande liefhebberij van het verzamelen van oude kaarten, die ook in het verzamelen van meer kennis daaromtrent genoegen schepte, is ook in Nederland tot de wetenschap van de historische kartografie geëvolueerd. Hierdoor kunnen de oude kaarten eindelijk op hun eigenlijke waarde 'als een medium voor communicatie' door middel van visuele informatie worden bekeken, waarbij 'meer dan in de moderne kartografie het onderkennen van de functie van de oude [176] kaart van primaire betekenis (is) voor de evaluatie van de inhoud', (Dr. ir. C. Koeman, Het beginsel van communicatie in de kartografie, A'dam 1969). Mede door deze ontwikkeling en in wisselwerking hiermee en door een groeiende diversiteit van hun vraagstelling hebben ook de historici uit vele vakgebieden de oude kaarten ontdekt als een onschatbare bron van aanvullende of corrigerende, ja zelfs van unieke historische gegevens waar de beschrijvende bronnen uit hun aard onvolledig blijken of zelfs geschreven informatie geheel ontbreekt. Dat deze verhoogde belangstelling voor oude kaarten ook haar schaduwzijde heeft, is duidelijk voor ieder, die op de hoogte is van de materiele toestand, waarin vele van de kaarten zich nu reeds bevinden of door een grote frequentie van raadpleging dreigen te geraken. Geen wonder dus, dat met de belangstelling voor de materiële verzorging van oude documenten in het algemeen ook die van oude kaarten toeneemt, zowel in Neder land als elders. Dit blijkt onder meer uit een stroom van publikaties over het beheer van topo grafische atlassen. Alleen als oppervlakkige oriëntatie wijzen wij op de uitgaven van het Institut für Landeskunde in Duitsland en, ten onzent op het werk van collega's als Van 't Hoff en Fockema Andreae en op dat van de vereniging 'De Topografisch-historische Atlas', die ook deskundigen op andere vakgebieden onder haar leden telt. Dit laatste is belangrijk, want de problemen met betrekking tot de topografische at lassen raken niet alleen archivarissen, maar ook beheerders van musea, bibliothe ken en prentenkabinetten. Deze problemen dienen dus in onderlinge samenwerking opgelost te worden. Vandaar dat het een verheugend teken is, dat genoemde vereni ging haar activiteiten heeft hervat. De archivaris neemt hierbij een aparte plaats in: immers hij beheert in de eerste plaats manuscript-kaarten van zekere ouderdom, die naar hun aard archiefbescheiden zijn en vaak enorme afmetingen hebben. Hij dient zich daarom te houden aan bijzondere regels van beschrijving en zal vaak ongewone methoden van bewaring moeten toepassen. Elke archivaris kent de moeilijkheden, die het bewaren van kaarten meebrengt. Toch werkte tot voor kort ieder voor zich zelf en bestond er weinig neiging tot geco ördineerde aanpak. De Archiefschool heeft zelfs de kartografie als leervak geheel geschrapt en het practicum, dat aanvankelijk gedurende de werkweek van 20 tot en met 25 maart van dit jaar was gepland, is niet tot uitvoering gekomen. Als gevolg van een en ander verkeert de archivaris aanvankelijk in onwetendheid over de aanwezige voetangels en klemmen en zal hij zich, eenmaal daarmee ge confronteerd, liever op vertrouwder terrein begeven, waar trouwens al meer dan ge noeg te doen is. De resultaten voor de kaartenverzameling laten zich gemakkelijk raden. Een belangrijke factor bij dit alles is ook de financiële: met minder dan een doel matig beheer kan geen genoegen worden genomen en doelmatig beheer is een kost- 177]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 9