cretaris van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk, de heer H. J. L. Vonhoff.
Namens de gemeente Amsterdam sprak wethouder mr. E. A. G. Brautigam. De
collecties zijn bestemd voor het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouw
kunst, dat met medewerking van de gemeente Amsterdam en het Ministerie van
C.R.M. is gevestigd in het voormalige Arsenaal aan het Waterlooplein, gelegen
naast de Academie van Bouwkunst. Na voltooiing van de metro-aanleg hoopt de
Bond van Nederlandse Architecten de andere buurman te worden, zodat onder
wijs, documentatie en organisatie in de bouwkunst dan uit naast elkaar gelegen pan
den kunnen samenwerken.1
In 1912 nam het ook thans nog te Amsterdam gevestigde genootschap Architectura
et Amicitia een initiatief tot het voorbereiden van de oprichting van een Neder
lands Architectuurmuseum, nadat in het tijdschrift 'De Bouwwereld' hierop was
aangedrongen.
In 1916 zond een werkcommissie een verzoekschrift aan de Minister van Binnen
landse Zaken om over te willen gaan tot de stichting van een Rijks Architectuur
museum overeenkomstig de door haar geformuleerde voorstellen.
In 1918 werd de Rijkscommissie tot voorbereiding van een Rijks Architectuur
museum ingesteld. Bij haar budget werd reeds de mogelijkheid gesteld van aankopen
in urgente gevallen.
In 1921 dacht de Rijks-museumcommissie aan het gebouw der Oefenschool in de
tuin van het Rijksmuseum te Amsterdam als onderdak voor het te stichten Museum
van de Bouwkunst.
In 1923 werd ter gelegenheid van het regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina
in Amsterdam een bouwkunsttentoonstelling ingericht uitsluitend van die werken,
die een overzicht gaven van de Nederlandse bouwkunst in de laatste kwart-eeuw.
Prof. dr. J. Six wendde zich tot de regering met het verzoek om uit deze tentoon
stelling het Museum voor Bouwkunst te doen groeien.
In 1925 schreef professor Six, dat verscheidene deelnemers aan de jubileumtentoon
stelling werk hadden afgestaan of toegezegd. Deze kleine verzameling is, als kern
voor het toekomstig museum, in het Rijksmuseum opgeborgen.
Ondanks de verzekering van de minister(s), dat de stichting van een Architectuur
museum, gezien de betekenis daarvan voor de Nederlandse cultuur, zijn (hun) volle
sympathie en aandacht had, is het vóór 1940 niet gekomen tot uitvoering van de
plannen.
In 1955 kwam de 'Stichting Architectuurmuseum' tot stand, samengesteld uit ver
tegenwoordigers van het genootschap Architectura et Amicitia en de Bond van Ne
derlandse Architecten. De stichting wist beslag te leggen op belangrijke collecties,
maar zag geen kans het museum van de grond te krijgen en wendde zich daarom
1 Op de bewaring van archieven van architecten zal nader worden ingegaan in de vol
gende aflevering van het Archievenblad naar aanleiding van de bespreking op het Zeven
de Internationale Archiefcongres in Moskou van een rapport over architectuurarchieven.
232]
met een nota tot de Minister van C.R.M. waarin voorgesteld werd het beheer van
de te vormen instelling onder de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Voor
burg te doen vallen. Alle door de minister ingewonnen adviezen luidden gunstig
en besloten werd, dat het beheer onder de Rijksdienst voor de Monumentenzorg zou
vallen.
In 1967 bood de gemeente Amsterdam een gebouw aan en wel het voormalig Arse
naal aan het Waterlooplein gelegen naast de Academie van Bouwkunst. Na vol
tooiing van de metrobouw hoopt de Bond van Nederlandse Architecten de andere
buurman te worden. In deze trits zullen dan onderwijs, documentatie en organisatie
in nauw verband kunnen samenwerken tot heil van de bouwkunst.
Het stichtingsbestuur kreeg medio 1969 om niet de beschikking over een gedeelte
van het gebouw dat met gelden van het Ministerie van C.R.M. en een aanvangs-
subsidie van het Prins Bernhardfonds geschikt werd gemaakt voor gebruik.
In 1970 werd de naam van de instelling veranderd in: 'Nederlands Documentatie
centrum voor de Bouwkunst'.
In 1971 werd als beheerder aangesteld drs. Fons Asselbergs. Zijn opdracht omvat:
zoveel mogelijk documentatiemateriaal bijeen te brengen over de Nederlandse
bouwkunst vanaf ca. 1840 tot en met heden;
de wetenschappelijke bestudering ervan te stimuleren en zo nodig te begeleiden;
de ontwikkeling van de moderne bouwkunst te volgen en deze op instructieve wijze
onder de aandacht van het publiek te brengen, onder meer door publikaties en ten
toonstellingen.
Als enkele van de vele reeds verworven collecties worden hier genoemd die van de
architecten Cuypers, Berlage,2 De Bazel, Kromhout, De Klerk, Granpré Molière,
Oud, Rietveld en Van Ravenstein.
Na restauratie van het gebouw zal de begane grond als tentoonstellingsruimte gaan
dienen in directe verbinding met de omgang en de tuin van de Academie van
Bouwkunst.
De Stichting Architectuurmuseum blijft het Documentatiecentrum begeleiden.
Haar betekenis ligt in: 1 fondsvorming, noodzakelijk voor: 2 verwerving, 3 expo-
sitiebeleid.
Rotterdam tussen Spanjaard en Geus
In het kader van de herdenking van de gebeurtenissen in 1572 zal in het Rotter
damse Gemeentearchief van 31 oktober 1972 tot en met 7 januari 1973 een ten
toonstelling worden gehouden onder bovengenoemde titel. Tegen de achtergrond
van de landelijke gebeurtenissen zal vooral de Rotterdamse situatie belicht worden
gedurende de periode 1559-1581.
2 Deze collectie omvat hoofdzakelijk tekeningen, terwijl zich brieven van Berlage be
vinden in het Haagse gemeentearchief.
[233