zaak een vertrouwelijk karakter dragen, is, zij het dan in een al wat later stadium, aan het bestuur gelegenheid gegeven van een en ander kennis te nemen. Onze be langstelling ging hierbij vooral uit naar de beschrijvingen van diverse functies. Het was ons bekend, dat deze hele zaak op dat moment reeds uitvoerig was behan deld in het Convent van rijksarchivarissen en dat ook een aantal 'jonge charter meesters' gelegenheid had gehad opmerkingen te maken. Op ons verzoek zal nu binnenkort nog een gesprek plaats vinden tussen de Algemene Rijksarchivaris en een aantal middelbare archiefambtenaren, speciaal over de middelbare functies. Bij dit gesprek zal een vertegenwoordiging van het bestuur van de V.W.A.O. aan wezig zijn. Sinds de vereniging bij het Ambtenarencentrum is aangesloten zijn wij met verschil lende van zijn activiteiten geconfronteerd. Zo heeft het A.C. vlak voor onze aan sluiting een onderzoek bij de leden van 55-65 jaar ingesteld naar de wensen van o.m. vroegere pensionering, verkorting van arbeidstijd voor de oudere werknemers, regelmatig medisch onderzoek en extra wintervakantie. De resultaten van deze en quête zullen bij de betrokken minister in het georganiseerd overleg worden aange boden. Wij vonden het belangrijk, dat de leden van onze vereniging in deze leeftijds groep zich alsnog over deze zaken uitspraken om onze gegevens nog bij die van het A.C. te kunnen voegen. Aan 28 van onze leden werden de vragen toegezonden. Bij de andere bij het A.C. aangesloten organisaties werd door 60 van de onder vraagden aan het onderzoek meegewerkt. Het is wel teleurstellend, dat bij ons slechts 7 (nl. 2 leden) reageerde op de echt niet ingewikkelde en zeker praktische vragen. Het orgaan van het Ambtenarencentrum, dat éénmaal per maand bij onze leden in de brievenbus komt, zal vermoedelijk per 1 januari 1973 worden opgeheven, het geen het bestuur, ondanks begrip voor de motieven, wel heel jammer vindt. De andere bij het A.C. aangesloten verenigingen hebben alle een eigen maand- of week blad en steeds meer van hen nemen de A.C.-publicaties in dat eigen blad over. Dit maakt de uitgave van het A.C.-orgaan economisch steeds minder verantwoord. Op welke wijze wij na 1 januari de A.C.-mededelingen, die dan slechts in enkelvoud het bestuur zullen bereiken, aan de leden zullen doen toekomen, staat ons nog niet duidelijk voor ogen. Het bestuur zoekt echter intensief naar een oplossing. Tenslotte vestigt de voorzitter er de aandacht op, dat hij in het voorjaar van 1973 zijn vijf jaren 'vol' heeft. Er zal tijdig bij voorkeur in de najaarsvergadering een opvolger moeten worden aangewezen, zodat van een goede overdracht van de werkzaamheden sprake kan zijn. De leden worden verzocht hun gedachten aan deze zaak te wijden en suggesties te doen. Hierna verklaart de voorzitter de vergade ring voor geopend. 2. Bericht van verhindering werd ontvangen van de heren Ribberink, Schaap, Schimmel en Struick. Verder deelt de voorzitter mede, dat collega Brekelmans, de afgevaardigde van het bestuur van de V.A.N. in het V.W.A.O.-bestuur, als zodanig 162] is opgevolgd door de heer Visser. Hij hoopt en vertrouwt dat de samenwerking met de heer Visser even prettig zal zijn als die met de heer Brekelmans is geweest. 3. Vastgesteld worden de notulen van de vergaderingen van 19 mei 1971 en 25 november 1971, gepubliceerd in het N.A.B. 1971, 4e aflevering en 1972, le afleve ring. 4. Als vertegenwoordigers in de Verenigingsraad van het Ambtenarencentrum worden herbenoemd de heren Rinzema en Van Veldhuizen en als plaatsvervangend vertegenwoordigers de heren Sandberg en Schaap. Op een daartoe strekkende vraag verklaart de heer Van Veldhuizen dat hij bij zijn aftreden als voorzitter zijn plaats als vertegenwoordiger zal afstaan. Hij vindt het juist dat dan zijn opvolger als ver tegenwoordiger in het A.C. wordt aangewezen, omdat vooral de voorzitter op de hoogte moet zijn van alle zaken die in het A.C. aan de orde zijn. 5. De penningmeester zegt, dat hij leden, die niet tijdig betalen maar lastige mensen vindt; de post 'te vorderen contributies' op een jaarrekening zou eigenlijk moeten verdwijnen. Nadat mevrouw De Booy mede namens haar mede-kascom- missielid, de heer Du Croo de Vries, verklaard heeft, dat zij geen fouten in de boek houding van de penningmeester hebben gevonden, wordt door de voorzitter gecon stateerd, dat de penningmeester decharge kan worden verleend. Aangezien daar tegen niemand bezwaar maakt, geschiedt zulks onder dankzegging voor de ver richte werkzaamheden en met dank aan de kascommissie voor haar controle. Het voordelig saldo van 1.276,37 wordt daarna op voorstel van het bestuur bestemd voor het Fonds juridische bijstand. 6. De begroting geeft geen der leden aanleiding tot op- of aanmerkingen. De pen ningmeester vestigt er nog de aandacht op dat de begroting binnen de opbrengst van de contributies blijft. Tot leden van de kascommissie worden aangezocht de heren Okkema en Van Em- stede. 7. De heer Bordewij k vraagt het bestuur of het ook de belangen wil behartigen van de stagiaires. De voorzitter zegt dat de V.A.N. sinds kort wel, maar de V.W.A.O. niet het aspirant-lidmaatschap kent. Hij ziet dit laatste ook nog helemaal niet zitten, omdat een aspirant-lidmaatschap, zoals in het openingswoord al betoogd, volkomen wezensvreemd is aan de vakorganisatie. Buiten het archiefwezen zouden deze per sonen wel tot de vakorganisatie toegelaten worden, maar dan als gewone leden en tegen betaling van de volledige contributie. De voorzitter herhaalt dat het mogelijk is de statuten zodanig te wijzigen dat de aspirant-leden van de V.A.N. gewoon lid van de V.W.A.O. worden. Dit laatste moet dan echter voor alle aspiranten impe ratief gesteld worden, omdat we het lidmaatschap van de V.W.A.O. niet facultatief kunnen gaan stellen. De gewone leden van de V.A.N. hebben in deze immers ook geen individuele keuze. De heer Van der Meiden zegt van oordeel te zijn dat de [163]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 2