land een belangrijke bron van informatie zijn, die naast de catalogus van de ten
toonstelling Nederland bouwt in baksteen 1800-1940 (Museum Boymans Rotterdam
1941) geplaatst moet worden. Onder nr. 162 vinden we het vrij onbekende kerkje
van Groenendijk uit 1855, dat in 1965 door de herdruk der platen van J. L. Terwens
Het Koninkrijk der Nederlanden voorgesteld in eene reeks van naar de natuur
getekende schilderachtige gezigten uit 1858-1862 weer onder veler ogen kwam.
Terwen beschreef dit aan de Rijndijk onder Hazerswoude staande gebouwtje als
een allerfraaiste nieuwe R.K. in gothische trant gebouwde kerk.' Jan Kalf noemde
het in 1906 in De Katholieke kerken in Nederland 'een specimen der stucadoors-
gothiek, baksteenbouw met lijsten van cement'. Rosenberg gewaagt van de rijk be
handelde voorgevel met door pinakels geflankeerde trapgevels aan weerszijden van
de toren. Aan Terwens boek werd de afbeelding van de Rotterdamse Zuiderkerk
ontleend. De derde kerk uit deze periode, bij Terwen afgebeeld, is de Hervormde
kerk van Zeist.
De meeste door drs. Rosenberg behandelde kerken zijn voor de Rooms-katholieke
eredienst gebouwd, immers tussen 1853 (herstel van de bisschoppelijke hiërarchie)
en 1909 werden niet minder dan 506 nieuwe kerken gewijd. Toch komen ook andere
denominaties aan de orde, zoals o.a. de Hervormde Koepelkerk in Amsterdam, de
Hervormde kerk in Schagen, de kleinere Hervormde kerken in Boxtel, Veenhuizen,
Katwijk aan Zee, Meerssen en Hummelo, de Gereformeerde kerk in Heerde, in
1840 als een der eerste van dat kerkgenootschap na de afscheiding van 1834 ge
bouwd, Doopsgezinde kerken als in Wormerveer, Sappemeer en Sneek, Lutherse
als in Amersfoort en Kampen en Oud-Katholieke als in Hilversum en Culemborg.
Een opgave van de kerken naar de kerkgenootschappen, voor welke ze gebouwd
werden, zou de bruikbaarheid van de 19de-eeuwse kerkelijke bouwkunst wellicht
nog groter maken. Bij de kerken, vooral in de grotere steden, zou het uit een oog
punt van volledigheid aanbeveling verdienen steeds de betreffende straatnaam aan
te geven, zoals soms gebeurd is, bijv. bij De Zaaier, de Waalse kerk en de Koepel
kerk in Amsterdam. Een derde opmerking geldt de onderschriften bij de foto's,
waar gewerkt wordt met: links boven, rechts boven enz. Typografisch was een
andere oplossing misschien niet goed mogelijk, maar ik had de voorkeur gegeven
aan een herhaling van de nummers bij de foto's of een verdeling van de teksten in
de zelfde verhouding als de foto's, dus onder de twee linkse foto's de twee linkse
onderschriften en rechts evenzo. Is er één foto onder of boven, dan ook een onder
schrift onder of boven, eventueel in het midden van de bladspiegel.
Heeft de lezer tot hiertoe misschien de indruk gekregen, dat de 19de-eeuwse kerke
lijke bouwkunst in Nederland alleen een naslagwerk is, dan moet hier met nadruk
het eigenlijke tekstgedeelte genoemd worden. De heer Rosenberg schildert daarin op
uitermate boeiende wijze, doorspekt met citaten uit de tijd zelf, de ontwikkeling
van neoclassicisme met daarnaast aansluiting bij de 18de-eeuwse baksteenarchitec
tuur via de stucadoorsgotiek over Cuypers en Alberdingk Thijm tegenover Tepe en
het St. Bernulphusgilde, alle stadia van Cuypers' ontwikkeling door tot aan zijn zoon
Joseph, die met Jan Stuyt staat aan het begin van een vernieuwing. De protestantse
neogotische keiken, het eclectisme, neorenaissance en neobarok krijgen daarnaast
198]
hun plaats. Soms had ik bij een citaat enige toelichting willen hebben. Een door
Rosenberg geciteerde anonymus schreef over de Amsterdamse Koepelkerk: 'Tot
het vreemdste, wat ooit door eenig bouwmeester is uitgedacht, behoort voorzeker
de bekroning van het middenrisaliet van den voorgevel. Men ziet daar twee fialen,
die door een claire voie zijn verbonden, welke den omgekeerden vorm van een top
gevel heeft, en dus een V vertoont. Waartoe dit toestel dient zal wel niemand be
grijpen, maar tot sieraad zeker niet.' Ik heb de thans helaas afgebroken Koepelkerk
goed gekend, maar begreep hier niets van. De door Rosenberg opgenomen Verkla
ring van bouwkundige termen, bracht me ook niet verder. Toen ik er achter geko
men was, dat claire voie traliewerk of afsluiting met tussenruimten kan betekenen,
begon ik te vermoeden dat de Koepelkerk een bekroning van de voorgevel bezeten
had, die reeds lang verdwenen was. En inderdaad op oude foto's staat de claire voie;
de zijden van de topgevel zijn a.h.w. verlengd tot de pinakels en zo was een vlinder-
vormige balustrade ontstaan. Of de anonieme kritiek tot spoedige verdwijning ge
leid heeft? Op foto 130 in Rosenbergs boek is er niets meer van te zien, kennelijk
zijn de pinakels bij de verwijdering van de claire voie verlaagd door er een stuk
baksteen tussen uit te halen.
J. H. van den Hoek Ostende
J. W. van Petersen en W. Zondervan, Oude ambachten en bedrijven achter
Rijn en IJssel, uitgegeven door het Streekarchivariaat 'De Liemers en Does
burg' bij De Walburg Pers in Zutphen, 1972, prijs f 13,50.
Dit is de tweede publicatie over de historie van de in dit streekarchivariaat samen
werkende gemeenten. Immers in 1966 verscheen ter herdenking van het feit, dat het
grondgebied van de gemeenten Duiven, Wehl en Zevenaar in 1816 bij het Konink
rijk der Nederlanden werd gevoegd, het boek Na Honderdvijftig Jaar, Schetsen uit
de Lymers.
Over de ambachten en bedrijven hebben de auteurs in hoofdzaak bronnen geraad
pleegd uit 19de en 20ste eeuw. Met name wat de molens betreft hebben ze echter
ook veel ouder materiaal gebruikt, waarbij ze o.a. ontdekten dat in Doesburg in de
14de eeuw een torenmolen bestaan heeft. De bronnen zijn meestal ongedrukt, zoals
enquêtes naar de toestand der vaderlandse nijverheid, vergunningen tot oprichting
van bepaalde bedrijven, bevolkingsregisters en kohieren van de patentbelasting.
Om de leesbaarheid van de tekst niet te bemoeilijken is het plaatsen van noten
achterwege gelaten, maar alles is te verifiëren in de aantekeningen en lijsten van
de heren Van Petersen en Zondervan, die bewaard worden in de handschriftenver
zameling van het streekarchivariaat.
Achtereenvolgens worden behandeld: korenmolens en meelfabrieken, bakkerijen,
suikerbakkers en pepermuntbakkers, grut- en oliemolens, zuivelfabrieken, fabrieken
van verduurzaamde levensmiddelen, brouwerijen, distilleerderijen, bitterbereiding,
koffiebranderijen, cichoreifabrieken. tabaks- en sigarenfabrieken, mosterdmolens,
aardappelmeelbereiding, stijfselfabrieken, zeepfabrieken en traankokerij, kaarsen
makerijen, leerlooierijen, touwslagerijen, weverijen, blauwververijen, hoedenmake-
199]