Boekbespreking
chieven en bibliotheken, maar dat dat niet gelukt was. Kwesties als bewaring, ma
teriële verzorging, transport, vervaardiging van reproducties en indiceren gaan zowel
archivarissen, bibliothecarissen als documentalisten aan. Er is dus een basis voor
samenwerking, die er met bedrijfsarchieven eerder tot stand zal komen dan met
grote staatsarchieven.
De presidente, mme. Honoré van de Association des Bibliothèques de France, be
treurde dat er geen nauwere band is tussen archivarissen en bibliothecarissen. Zelf
nam ze met vrucht kennis van de verslagen van de Tables Rondes des Archives.
De problemen bij publicatie zijn toch dezelfde, al liggen ze bij de ordening anders.
Redactionele problemen zijn dezelfde, uitwisseling tussen de drie categorieën van
redacteuren kan dus nuttig zijn.1
Op de laatste dag van het colloquium werden resoluties aangenomen, die aanbeve
lingen inhouden voor de Unesco om te bevorderen dat de regels van de Interna
tional Organization for Standardization, in een boekje samengevat, algemeen zullen
worden toegepast. Ook zou de uitvoerbaarheid van een de wereld omspannend indi-
cerings- en referatensysteem bestudeerd moeten worden. Niet later dan 1975 zou
wederom een bijeenkomst als de hier besprokene door de Unesco georganiseerd
moeten worden.
Op het gebied van wetenschappelijke en technische tijdschriften wordt door redac
teuren onder auspiciën van de Unesco naar samenwerking gestreefd. Voor de re
dacteuren van archievenbladen staat er een op het programma voor 24 augustus
1972 als onderdeel van het Zevende Internationale Archiefcongres in Moskou.
J. H. van den Hoek Ostende
1 Een aantal aanbevelingen uit dr. Coblans' rapport vond reeds weerklank in het Ne
derlands Archievenblad. Zo kennen wij sinds 1971 samenvattingen van de inhoud der
belangrijkste artikelen in het Engels. Aan de jaarlijkse inhoudsopgave wordt zoveel mo
gelijk aandacht besteed. Gewerkt wordt aan een index op de jaargangen 175.
[194]
Dr. C. J. C. W. H. Arnold, Apeldoorn in opkomst, de ontwikkeling van dorp
en gemeente in de eerste helft van de negentiende eeuw. Deel I van de Gel
derse Reeks, de Walburg Pers, Zutphen, 1972, prijs 24,bij abonnement
f 15,—.
Apeldoorn is een merkwaardige gemeente. Het behoort met zijn bijna 130.000 in
woners tot de 'grote' gemeenten van ons land, maar de ruim 100.000 inwoners van
de hoofdkern van de gemeente spreken nog steeds over hun woonplaats als over
'het dorp'. Het grote verschil in karakter tussen de stedelijke buitenwijken en het
nog veelal dorpse centrum wijst op een zeer snelle groei, die het oudere deel niet
heeft kunnen bijbenen.
Bestaat er over de oude Hanzesteden langs de IJssel een uitgebreide literatuur, om
dat zij eeuwen oude brandpunten zijn geweest van handel en nijverheid, maar ook
van kunsten en wetenschappen, over Apeldoorn is er maar heel weinig geschreven.
De meeste gegevens moeten worden geput behalve natuurlijk uit archieven
uit boeken van meer algemene strekking waarin ook Apeldoorn of één van de tal
rijke dorpen en buurtschappen, die de gemeente rijk is, min of meer terloops wordt
genoemd.
Het is algemeen bekend dat de groei van Apeldoorn in hoge mate is bevorderd
door de aanleg van spoorwegverbindingen zo'n honderd jaar geleden. Maar over de
ontwikkeling van de gemeente en in het bijzonder het dorp Apeldoorn in de eerste
helft van de negentiende eeuw waren weinig gegevens gepubliceerd, Het boek van
dr. Arnold is dan ook een belangrijke aanwinst in de literatuur over Apeldoorn en
voor de kennis van deze periode in het bijzonder. De uitgebreide literatuuropgave
verhoogt de waarde van het boek zeer, terwijl de summary in English het ook toe
gankelijk maakt voor hen, die geen Nederlands kunnen lezen.
Het begin van de negentiende eeuw was voor ons land en ook voor Apeldoorn
een moeilijke tijd. Door het wegvallen van de export ten gevolge van het conti
nentale stelsel kwijnde de papierindustrie terwijl zelfs de landbouw, de hoofdbron
van het bestaan, slechts een moeitevol en karig bestaan opleverde. Bij het lezen van
het eerste hoofdstuk van het boek, dat de periode van 1795 tot 1813 behandelt,
komt men onder de indruk van de armoede en het harde bestaan van de bevolking
van die dagen. De moeizame ontginning van het land bracht al geen hogere verdien-
195]