komstmogelijkheden van diegenen, die in het archiefwezen werkzaam zijn, is voor
mij een niet te verteren tekortkoming.
Het is gewoon spijtig te moeten constateren, dat het in feite elk gemeentebestuur
vrijstaat bestaande archiefdiensten op te heffen, wanneer bijvoorbeeld de toestand
van de financiën daartoe aanleiding zou geven, of er geen belangstelling voor dit
soort administratieve zaken zou gaan bestaan omwille van efficiency enz. In som
mige gevallen zal men dan wel aan 'afbouw op lange termijn' moeten doen, al of
niet vergezeld van afvloeiingsregelingen, maar naar de letter van de wet kan geen
enkel overheidslichaam gedwongen worden een archivaris aan te stellen. Als een
gemeentebestuur overgaat tot de benoeming van een archivaris (art. 63 Archief-
besluit), dan moet hij in een aantal met name genoemde gevallen de kwaliteit van
hoger archiefambtenaar bezitten. Maar waar is de bepaling dat een archivaris be
noemd moet worden? Hier ligt een taak, misschien voor de Vereniging van Ar
chivarissen.
Het is gewoon spijtig te moeten constateren, dat samenwerkingsverbanden binnen
het archiefwezen slechts op basis van vrijwilligheid tot stand zijn gekomen. In het
licht van het vorenstaande had men ook niet anders kunnen en mogen verwachten.
En dat men kan en mag verwachten, dat bij de in het gehele land aan de gang
zijnde stadsgewestelijke vorming, ter voorbereiding van de zogenaamde gewest-wet
(de minister van Binnenlandse Zaken wenst vóór 1 januari 1973 op de hoogte te
zijn van de standpunten van provincies en gemeenten) aan de zorg voor en het be
heer van de archieven geen of nauwelijks aandacht zal worden besteed, omdat
de kring van archivarissen ofwel het probleem nog niet onderkend heeft ofwel
de tijd nog niet gekomen acht er enige aandacht aan te besteden, ligt eveneens voor
de hand. Wordt het geen tijd, dat we op zeer korte termijn ons op dit terrein
gaan bezinnen, een bezinning waarvan de resultaten ook op korte termijn (immers
vóór 1 januari 1973) op tafel moeten liggen. Hier ligt een taak, misschien voor de
Vereniging van Archivarissen.
Het is gewoon spijtig te moeten constateren, dat men over het algemeen zich in
het archiefwezen nog pleegt op te stellen als de beschermers van de wetenschap,
waarbij men dan maar voor het gemak vergeet dat ingevolge de vigerende wette
lijke bepaling ook de 'moderne' administratie tot het werkterrein van de archivaris
behoort. Het is, blijkens gesprekken, her en der gevoerd, nog steeds moeilijk afstand
te doen van de, overigens oude benaming: wetenschappelijk ambtenaar. Maar dat
we eraan moeten geloven, een flink stuk van onze belangstelling te gaan besteden
aan die administratie, staat buiten kijf. Onze opdrachtgevers vragen er zelfs om,
wanneer zij de Archiefwet 1962 naar behoren wensen uit te voeren. Zo is tenminste
mijn ervaring. Waarom hebben we nog nooit onze ervaringen, opgedaan bij het tot
standkomen van de regelingen ingevolge die Archiefwet, getracht naast elkaar te
leggen, en daaruit onze conclusies te trekken voor de toekomst? Hier ligt een taak,
misschien voor de Vereniging van Archivarissen.
Het is gewoon spijtig te moeten constateren, dat er steeds duidelijker een discre-
[190]
pantie gaat bestaan tussen de richting waarin wij onze toekomstige medewerkers
opleiden, en de vragen, die in de praktijk aan hen worden gesteld. De 'complete'
opleiding, zoals door velen nog wordt voorgestaan, wordt een paskwil, als men
de terreinen ompaalt, waarop de archiefman werkzaam is. Die compleetheid leidt
tot, wat ik pleeg te noemen, het betere amateurisme. Ten detrimente van het werk
en van al diegenen, die van de door ons beheerde archieven gebruik maken. Daar
enboven, welke kansen tot uitdieping van de verkregen kennis bieden wij aan met
name de middelbaar archiefambtenaren? Met je zoveelste word je in een te ver
wachten salarisschaal gestopt en je kunt nauwkeurig uitrekenen, waar je tegen
het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd bent gearriveerd, daarbij met
gemak incalculerend de welwillendheid van de archivaris ten aanzien van jou per
soonlijk. Meer kennis kan slechts op persoonlijk initiatief worden verworven, of
men moet de durf hebben naast de gewone dagtaak een academische opleiding te
volgen. Wordt het niet tijd dat wij de opleiding, in zijn strakke vormgeving van nu,
onder de loupe nemen, en een zodanig programma gaan opbouwen dat, vooral ten
behoeve van de middelbare archiefambtenaren, er betere mogelijkheden komen, en
betere uitzichten op een goede en adequate salariëring, aangepast aan de kennis
die zij verworven hebben en de deskundigheid, door studie en praktijk verkregen?
Waarom geen radikaal-diploma, met later mogelijkheden tot verdergaande speci
alisatie? Het is een probleem-gebied, waarop wij ons zullen moeten gaan bewegen,
vooral als men de kansen op veranderen van werkkring en de mogelijkheden daartoe
wil blijven sauveren. Het klinkt als iets van het jaar 2000, maar, naar mijn mening,
het moet en zal gebeuren, op korte termijn. Hier ligt een taak, misschien voor de
Vereniging van Archivarissen.
Het is gewoon spijtig te moeten constateren, dat het kennelijk in bepaalde gevallen
niet mogelijk blijkt binnen het archiefwezen op een reële basis, met erkenning van
wederzijdse deskundigheid en eigenheden, met elkaar te praten, dat men in som
mige gevallen niet schroomt in te grijpen in benoemingsprocedures of plaatsing
van stagiaires en ga zo maar door. Ik beweer niet, dat het usance is, maar weet wel,
dat het zelfs buitenstaanders opvalt, hoe introvert dit soort zaken binnen het ar
chiefwezen wordt afgewikkeld. Waarom hebben de gemeentelijke archief-func
tionarissen elkaar nog nooit kunnen vinden binnen de Vereniging om met elkaar
eikaars belangen te bespreken in volledige openheid, om bijvoorbeeld een einde
te maken aan het elkaar afvangen van vliegen, in casu archieven? Waarom werken
we met z'n allen naast elkaar en niet met elkaar? We dienen toch allemaal een en
hetzelfde doel, namelijk het tot realiteit brengen van de ons in de Archiefwet
gegeven opdracht, hoe men ook over die opdracht mag denken. Hier ligt een taak,
misschien voor de vereniging van Archivarissen.
Het is spijtig te moeten constateren, dat deze lijst nog pagina's lang kan worden
voortgezet. Verhouding rijksarchieven-gemeentearchieven, verhouding middelbaar-
hoger-archiefambtenaren, verhouding rijks archiefschool-archivarissen, verhouding
mentoren- stagiaires enzovoorts enzovoorts. Het is onvoorstelbaar dat binnen het
archiefwezen alles zo kalm en gezapig verloopt, terwijl de problemen zich als
[191]