Van de Algemene Rijksarchivaris heeft hij een artikel van Prof. Koeman ontvangen
over de kaarten-verzameling van het Algemeen Rijksarchief, dat in Intermédiair
zal verschijnen. Een tentoonstelling van kaarten van Zuid-Beveland zal binnen
kort in Goes worden gehouden, zoals vorig jaar uit het Land van Hulst.
Aan deze tentoonstellingen, waarvoor veel belangstelling blijkt te bestaan, zit het
gevaar voor slijtage van de archivalia. Hij denkt in dit verband aan het artikel van
de voorzitter in het Nederlands Archievenblad, dat handelt over de bezwaren
archiefmateriaal buiten de rijksarchieven te brengen.
Probleem is, dat de opname van een elementaire inleiding in het kaartbeheer en
de historische kartografie te weinig belangstelling heeft van de zijde van de ar-
chiefschool, zoals ook in dit rapport is vermeld.
Met dankbaarheid heeft de Commissie er van kennis genomen, dat de Staatssecre
taris bereid is in 1973 meer gelden voor het beheer van kaarten beschikbaar te
stellen.
In het algemeen wil hij nog zeggen dat het rapport geen eindoplossing beoogt te zijn
voor talloze bestaande problemen, maar meer een uitgangspunt, een begin wil
zijn. Wij moeten ophouden met improviseren.
Het zou ook nuttig kunnen zijn voor gemeente- en andere archieven. Met verwij
zing naar het rapport citeert hij de door de Commissie genomen conclusies. De
Commissie hoopt dat de vergadering een zeer duidelijk standpunt t.a.v. deze con
clusies zal innemen en dit duidelijk naar voren zal brengen.
De voorzitter dankt de heer Scherft.
Als Curator van de Rijks Archiefschool trekt hij zich de le conclusie van het rap
port zeer aan. Voorts zijn conclusies getrokken, waarbij een zekere vraag blijft.
Eind 1973 hopen we te kunnen beginnen met de bouw van het nieuwe Algemeen
Rijksarchief en ook dan zal men voor de berging van kaarten bepaalde kasten
moeten aanschaffen. De archiefschool zal het komend cursusjaar 3 klassen op
leiden. Het streven van het Curatorium is de opleiding te concentreren in één jaar,
zodat de examens na \y2 jaar zijn afgelegd. Voorts om bij de opleiding naar de
diepte door te stoten en daartoe in de breedte te offeren. Bij een keuze voor meer
breedte komt er wellicht een 3 tot 4 jaar durende cursus.
Zoals de zaken nu staan voelt hij meer voor de suggestie samen met de Vereniging
'De Topografisch-historische Atlas' en Prof. Koeman te Utrecht, een speciale
cursus in het leven te roepen voor diegenen, die speciaal met het beheer van kaar
ten en prenten belast zijn of gaan worden.
Dr. Pirenne heeft vernomen dat een onderzoek bij verschillende rijksarchieven
heeft plaats gevonden. Hij zou graag vernemen hoe de bevindingen waren. Is er
overal een noodtoestand en wordt er al iets aan gedaan?
Dr. Scherft antwoord bevestigend. Improviserend tracht ieder op eigen wijze er
iets aan te doen. Haarlem past de U.D.C. indicering toe, Arnhem gebruikt bij de
materiële verzorging cartonnen passe-partouts. Zeeland heeft bepaalde plannen. In
Noord-Brabant is een noodsituatie, hetgeen ook geldt voor het Algemeen Rijks-
[184]
archief. Het doel van de Commissie was echter niet te inventariseren hoe de hui
dige toestand is. maar wel om algemene richtlijnen te geven als uitgangspunt voor
verbetering.
Drs. Smeets zegt dat de meeste collegae bezoek hebben gehad van Mevrouw Don
kersloot van het instituut van Prof. Koeman voor een inventarisatie van alle kaart
verzamelingen van voor 1750. Daarbij is gebleken dat de toestand in Maastricht
nog heilig was, vergeleken bij anderen.
De voorzitter hoopt dat Mevrouw Donkersloot nog een overzicht van haar bevin
dingen zal geven in het Nederlands Archievenblad.
Mr. Groesbeek vraagt of de Commissie bij haar suggestie over de opleiding tot
het beheer aan de rijks archiefschool, ook heeft gedacht aan archieven met een
kunst-historische inslag.
De heer Van Bracht antwoord dat onderscheiden dient te worden wat in een ar
chief praevaleert. Als het prenten-kabinet praevaleert dan zou het van belang zijn
daarvoor iemand te nemen met kunsthistorische opleiding.
Mr. Groesbeek vindt dat kaarten en prenten moeilijk te scheiden zijn bij het feite
lijk beheer.
Dr. Scherft benadrukt dat de commissie heeft gesproken over een elementaire op
leiding aan de rijks archiefschool. Of daarnaast een kunsthistorische opleiding ge
wenst is, is een andere zaak. In ieder geval kan deze niet de bedoelde elementaire
opleiding remplaceren. Ook een kunsthistoriscus moet een elementaire kennis heb
ben van beheer, beschrijving en berging van kaarten. Daarom houdt de Commissie
vast aan de voorgestelde elementaire opleiding.
Dr. Heringa zegt dat in Drenthe is begonnen met de restauratie van kaarten. Voor
grote kaarten worden kokers gebruikt. Of het materiaal van deze kokers geen
schadelijke inwerking op de kaarten zal hebben (zuurvrij karton?) is niet bekend.
Dr. Scherft herinnert eraan dat de Commissie het oprollen van kaarten heeft af
geraden. Geadviseerd is het alleen in noodgevallen te doen. Het aspect van het
te gebruiken materiaal is een kwestie van voorlichting door deskundigen, c.s. de
vereniging van restauratoren.
De heer Van der Ploeg vindt dit juist een taak voor de heer De Groot.
De voorzitter verzoekt de heer Van der Ploeg ervoor te zorgen dat de heer De
Groot hierover een rapport maakt, aansluitend op het rapport van de Commissie.
In een volgende vergadering kan dit zonodig worden besproken.
Dr. Scherft wijst op de hangende berging in Leiden.
De voorzitter zegt dat bij de opzet van de kartologische afdeling in het nieuwe Al
gemeen Rijksarchief rekening zal worden gehouden met het rapport van de Com
missie.
185]