bare aangelegenheid. De commissie heeft dan ook met vreugde uit het antwoord van de Staatssecretaris, d.d. 29 februari 1972, op vragen van het kamerlid drs. Th. van Ooyen vernomen, dat het in de bedoeling ligt, 'dat voor verbetering van de ber ging in de komende jaren fondsen beschikbaar zullen gesteld worden'. Hoewel een kostenberekening niet tot de taak van de commissie behoort, is zij van mening dat deze kostenberekening bij iedere planning dient te worden opgenomen en dat deze zowel de inrichting als ook het personeel dient te omvatten. De instelling van onze commissie mag worden gezien als een poging om tot klaar heid te komen over de mogelijkheden van zulk een doelmating beheer. Die moge lijkheden zijn in sterke mate afhankelijk van de situatie ter plaatse. De commissie heeft zich ingevolge haar opdracht beperkt tot zaken, die samenhan gen met beschrijving en berging van kaarten. Buiten beschouwing zijn gelaten vraagstukken als zich voordoen bij acquisitie en reproductie, technische problemen van conservering en restauratie, en het 'grensverkeer' met andersoortige instel lingen etc. De commissie wil trachten, op grond van een aantal bezoeken aan diverse kaart verzamelingen en van gesprekken met deskundigen, haar bevindingen kort samen te vatten zonder tevens in alle gevallen een voorkeur uit te spreken. Hiervoor toch zouden haar gezichtspunten eerst aan een langdurige praktijk getoetst moeten worden; de noodzaak van toetsing wil de commissie uitdrukkelijk vast stellen. Daaruit volgt, dat zij haar rapport meer ziet als uitgangs- dan als eindpunt van onderzoek. Zij wil hieraan toevoegen, dat zij hoopt, dat het als zodanig bruikbaar zal blijken niet alleen voor het convent van rijksarchivarissen, maar ook voor de gemeente- en waterschapsarchivarissen. I KAARTENMATERIEEL IN HET ALGEMEEN Onder kaarten worden verstaan zowel losse kaarten als atlassen. In de volgende hoofdstukken komen alleen de eerste ter sprake. Daarom wordt er hier betreffende de berging van ingebonden meerbladige kaarten en atlassen, waaronder kaartboe ken, slechts op gewezen, dat men hierbij dient uit te gaan van de boekvorm. Hier door zal, gezien het formaat, in de meeste gevallen een liggende berging de voor keur verdienen. Voor de beschrijving hiervan zal men de voor losse kaarten op te stellen regels zoveel mogelijk naar analogie toepassen. Het kaartenmaterieel omvat: a) archiefkaarten: kaarten deel uitmakend van archieven (collecties inbegrepen), die in de bewaarplaatsen zijn opgenomen; b) overige kaarten: kaarten, die geen deel van zodanige archieven uitmaken of waarvan de herkomst uit enig archief niet of nog niet kan worden vastgesteld. Zij vormen een conglomeraat, waarin soms weer groepen van gelijksoortige kaarten te onderscheiden zijn. [178] II BEHEER a) de beheerder: deze dient te zijn gespecialiseerd op het gebied van kaarten en prenten. Zijn takenpakket kan men als volgt analyseren: inventarisatie, berging, restauratie; acquisitie; voorlichting en begeleiding bij onderzoek; het onderhoud van contacten op zijn gebied; eigen onderzoek. De beheerder behoort te kunnen beschikken over voldoende en geschoold per soneel en verder over de adequate ruimten en outillage om zijn taken naar be horen te kunnen uitvoeren. Om tot een zo groot mogelijke uniformiteit van beschrijven en inventariseren te kunnen komen is de opname van een elemen taire inleiding in het kaartbeheer en de historische kartografie in het leerplan van de archiefschool een eerste vereiste. Om dezelfde reden bestaat er een groeiende behoefte aan een cursus speciaal gericht op het beheer van topografische atlassen onder auspiciën van de ar chiefschool in samenwerking onder anderen met het kartografische instituut van de Universiteit van Utrecht en de vereniging 'De Topografisch-histo- rische Atlas'. Gebleken is, dat dit bijzonder nuttig is voor het leggen van de eerste kontakten met de universiteit, als specialistisch centrum, als ook voor de nadere kennis making van de beheerders met elkaar. b) bewaarplaatsen van kaartenverzamelingen: deze moeten voldoen aan de eisen, die aan archiefbewaarplaatsen in het algemeen gesteld worden. In het bijzon der moet daarbij gerekend worden op reserveruimte en ruimte voor het raad plegen van kaarten in het depot zelf. Dit laatste om het onderzoek door het archiefpersoneel, en dat ter plaatse kan geschieden, zo efficiënt mogelijk te maken. Daarnaast dient men te kunnen beschikken over een kaartenzaal voor de raad pleging van kaarten door bezoekers. Hierbij dienen kaartendepot en kaarten zaal zo dicht mogelijk in eikaars nabijheid te worden gesitueerd en liefst op gelijk niveau, om door een minimum aan transport eventuele schade aan de kaarten zoveel mogelijk te beperken. III BESCHRIJVING Men moet onderscheid maken tussen de archief inventaris, die dient tot algemeen gebruik in en buiten de instelling en die met het oog daarop vermenigvuldigd kan [179]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 10