dachte van het bestuur is geweest dat de kosten van het lidmaatschap geen bezwaar
vormen, nu bedoelde groep ambtenaren niet meer pro deo werkt.
Het valt evenwel te betreuren dat de volberechtigdheid van deze nieuwe categorie
weer wordt ondergraven door de term 'aspirant-leden', wat een niet gerechtvaar
digde discriminatie inhoudt. Ik vermag niet te bespeuren welke steekhoudende ar
gumenten hiervoor zijn aangevoerd, behalve misschien het feit dat met de term
'aspirant-leden' het lidmaatschap van de V.W.A.O. kan worden vermeden, omdat
de kosten daarvan zo hoog liggen.
Een ernstige zaak, omdat juist aan de positie van de archiefambtenaren, die zich
voorbereiden op het afleggen van één van beide vakexamens, nog zoveel verbeterd
kan en moet worden.
Het is beter dit hinken op twee gedachten te vermijden en ook degenen die zich
voorbereiden op het afleggen van het vakexamen, te beschouwen en te betitelen als
gewoon lid, met dien verstande dat het zinvol is het volberechtigd lidmaatschap
voor bovenbedoelde categorie vergezeld te laten gaan met een reductie in de kosten
ervan, welke faciliteit eindigt met het afleggen van het examen middelbaar en/of
hoger archiefambtenaar, doch uiterlijk drie jaar na de aanvang van de studie.
Bovendien wordt in het bestuursvoorstel voorbijgegaan aan de mogelijkheid van
lidmaatschap voor degenen die inmiddels de cursus van de rijks archiefschool heb
ben voltooid, maar nog niet één van beide examens hebben afgelegd binnen die
'redelijke termijn'.
Concluderend stel ik u voor om in de ledenvergadering van 24 februari 1972 de
statuten als volgt te wijzigen: artikel 5, na lid 2 een nieuw 3de lid toe te voegen, lui
dende als volgt:
Als leden kunnen worden toegelaten zij die zich voorbereiden op het examen mid
delbaar en/of hoger archiefambtenaar.
Aan art. 6 toe te voegen:
Het lidmaatschap eindigt, indien niet binnen drie jaar na de aanvang van de studie
het examen middelbaar en/of hoger archiefambtenaar is afgelegd.
En voorts dat de bepalingen betreffende de kosten van het lidmaatschap in boven
bedoelde zin worden gewijzigd.
[90]
Jaarrede van de voorzitter van de Vereniging van Archivarissen in Neder
land, drs. R. A. D. Renting, uitgesproken op de ledenvergadering te Utrecht
op 24 februari 1972.
Geachte Collega's,
Sedert de totstandkoming van de Archiefwet
1962 hebben zich belangrijke ontwikkelingen
voorgedaan in het Nederlands archiefwezen. In
de laatste jaren zijn wij in een stroomversnelling
terecht gekomen. Het leek mij wenselijk dit in
deze kring nog eens duidelijk te constateren.
Afbakening van bevoegdheden
De op 23 december 1968 door de minister ge-
installeerde Archief raad dient (ingevolge art. 10,
le lid Archiefwet 1962) de minister van voor
lichting in zaken, welke op het archiefwezen be
trekking hebben. De voor de hand liggende
praktijk is dat de minister de Algemene Rijks
archivaris direct om advies vraagt in zaken, die
alleen de Rijksarchiefdienst betreffen, en dat hij
de Archiefraad direct om advies vraagt in za
ken, die het archiefwezen in het algemeen betref
fen. De bemoeiingen van de Archiefraad strek
ken zich, blijkens de gepubliceerde adviezen, uit
over een breed en gevarieerd gebied. Hij is nauw
betrokken bij het geven van algemene richtlijnen vaststelling lijsten van
vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden en bij de vaststelling van
voornoemde lijsten zelf.
Tengevolge van reorganisatie is de Rijksarchiefdienst meer dan tevoren in a mini
stratief opzicht een eenheid geworden onder leiding van de Algemene Rijksarchi
varis De zorg voor nog niet overgebrachte archiefbescheiden van de rijksadmini
stratie is onder zijn toezicht gekomen. Hem is opgedragen te adviseren inzake inci
dentele vernietiging van archiefbescheiden van rijks-, provinciale-, gemeentelij e-
en waterschapsorganen.
De contacten Algemene Rijksarchivaris - Rijksarchivarissen in de provincies zijn
mede door de instelling van het Convent van Rijksarchivarissen veel intensiever
geworden evenals de contacten met de rijksadministratie, o.a. via het kanaal van t
Permanente Commissie Post- en Archiefzaken Rijksadministratie.
De Algemene Rijksarchivaris is (ingevolge art. 10. 2e lid Archiefwet 1962) ambts
halve lid van de Archiefraad en (ingevolge art. 34, 3e lid Archiefwet 1962) voor
zitter van de examencommissie - hoger en middelbaar arch.efambtenaar. Door zijn
benoeming tot lid van het Curatorium Rijks Archiefschool en tot lid van het Cura
torium S.O.D. is hij direct betrokken bij de opleidingen zowel van het archiefper-
soneel als van de registratoren.
[91