vermelden met welk van de drie archieven men te doen heeft. Veel terugbladeren
is dan nodig en niet iedereen zal dat doen.
Ook de Van Swinderen-inventaris beschrijft meer dan één archief, maar hier is een
doorlopende nummering. Beide oplossingen hebben hun voor en tegen; de aparte
nummering lijkt mij vooral dan te verkiezen wanneer men nog verdere aanvullingen
op het archief verwacht.
De herziening van de handschriftencollectie op het Rotterdamse gemeentearchief,
die afgelopen jaar haar beslag vond in een fraaie tweedelige catalogus, heeft ook
bijgedragen tot de reconstructie van de archieven Van der Pot en Van Zwijndregt.
Ik heb de indruk dat de Van der Pot-stukken in een vroeg stadium uit de oude
handschriftenverzameling zijn gelicht; een teken voor het inventarisnummer
geeft wel hun herkomst aan, maar zij zijn op enkele na in de nieuwe catalogus niet
meer beschreven. Uitzondering vormt nr. 3739 van de tegenwoordige handschrif
tenverzameling, dat in de Van der Pot-inventaris figureert als nrs. 51, 53, 54 en 57.
Gelukkig maakt een N.B. duidelijk waar we deze stukken moeten zoeken: zij zijn
namelijk in de handschriftenverzameling achtergebleven. De samensteller van de
Van Zwijndregt-inventaris is in een soortgelijk geval minder duidelijk. Zijn inlei
ding heeft het over stukken 'afkomstig uit' de handschriftenverzameling, maar een
N.B. bij inv. nr. 4 vermeldt dat dit stuk 'berust' in deze collectie. De latere N.B.'s
noemen alleen het tegenwoordige nummer van het stuk in de nieuwe catalogus, zon
der te vermelden waar het stuk zich bevindt. Dat zal de gebruiker wellicht ook niet
veel kunnen schelen, als hij het maar op tafel krijgt. Maar was het niet praktischer
geweest om een duidelijke aanwijzing te geven welk nummer op het aanvraagbriefje
dient te staan?
Vastleggen van titel en herkomst van stukken uit verschillende collecties die in één
inventaris beschreven worden, is natuurlijk nodig. Voor de gebruiker van zo'n in
ventaris zijn dergelijke mededelingen echter minder belangrijk en het lijkt mij ver
standig de aanduidingen dan ook zo beknopt mogelijk te houden, met legenda' op
een gemakkelijk vindbare plaats. De nieuwsgierigen die willen weten wat een nogal
cryptische aanduiding als 'oorspr. R'damse Geslachten' betekent, of wat de be
doeling is van tekens vóór de inventarisnummers of van letterkombinaties aan
het eind van elke beschrijving, hoeven dan niet zo lang te zoeken. De oplossing
van de heer Pathuis, die letterkombinaties gebruikt, vind ik het meest bevredigend,
doch ook hij plaatst de verklaring ergens midden in de Inleiding. Ik had de voorkeur
gegeven aan een meer opvallende plaats.
Tot zover enige opmerkingen over problemen die samenhangen met het beschrij
ven van stukken afkomstig uit verschillende collecties.
Ik wil nu overgaan op enkele vraagstukken die vastzitten aan het beschrijven van
welhaast alle familiearchieven, of zij nu als één geheel aangeboden zijn of bij stukjes
en beetjes. Uit de vele onderwerpen waarover men het blijkens de zeer uiteenlopen
de inventarissen die verschijnen, nog niet eens is, wil ik er nu drie nader beschou
wen, namelijk: 1. Wat betekent 'algemeen'? 2. Wat doen we met genealogica?
[144]
3. Hoe delen we een persoonlijk archief in? De vier onderhavige inventarissen geven
stof te over.
Algemeen
Niet alleen de beschrijvers van familiearchieven hebben vaak moeite met het ver
schil tussen 'stukken van algemene aard' en 'stukken van verscheiden aard' (ook
wel 'varia' of 'diversen' genoemd). Ook in inventarissen van anderssoortige archie
ven kunnen we de neiging signaleren om de rubriek 'varia' klein te houden. Het ge
volg is dat de rubriek 'algemeen' meer gaat lijken op een stelletje ongeregeld dan
op een groep stukken van werkelijk algemene aard. Bij familiearchieven, die im
mers vaak moeilijk in te delen stukken bevatten, is de aantrekkingskracht van de
rubriek 'algemeen' wellicht nog het sterkst. Ik vind hiervan voorbeelden in de in
ventaris Van Zwijndregt (nrs. 4-6, misschien ook 9), en in de inventaris Van Swin-
deren, waar in de persoonlijke archieven dikwijls pokkebriefjes, tekeningen e.d.
onder de algemene stukken beschreven worden. Drs. Woelderink onthoudt zich
wijselijk van het gevaarlijke woord 'algemeen', behalve in één inventaris. Dat is de
inventaris W. van Ravesteyn, en daarin is het ook meteen raak: een bonte verzame
ling van sinterklaasgedichten, reisverslagen, menu's, paspoorten, concertprogram
ma's en wat niet al. De betiteling die Drs. Schoone voor dergelijke stukken vond,
namelijk 'stukken betreffende het private leven', vind ik gelukkiger.
Genealogica
Wat kunnen we in een familiearchief dan wel 'algemene stukken' noemen? Mij
dunkt, dat hieronder in ieder geval de bescheiden betreffende familiearchief, fa
miliegeschiedenis en familiewapen behoren, misschien ook die betreffende adel
dom. We kunnen zo'n eerste, 'algemene' hoofdstuk dan ook wel een titel geven als
'Genealogie, Heraldiek en Archief', zoals Woelderink gedaan heeft in zijn inven
taris van het familiearchief Van der Pot; iets dergelijks deed hij met de inventaris
van het familiearchief Van Ravesteyn, die begint met 'stukken van genealogische
aard'. Dit bij elkaar harken van de genealogische stukken is natuurlijk praktisch
voor de gebruiker en ik heb het zelf ook dikwijls gedaan. Toch zit mij iets dwars:
het auteurschap van sommige genealogica is vast te stellen en moeten deze dan
niet ondergebracht worden in het persoonlijk archief van de auteur? (of in het
archief van degene voor wie hij de aantekeningen gemaakt heeft, dat kan na
tuurlijk ook). Ik vraag mij af of wij ons niet op een hellend vlak bevinden als we
een bepaalde categorie archivalia uit een persoonlijk archief lichten met de argu
mentatie dat het voor de gebruiker (welke gebruiker?) gemakkelijker is. We kun
nen dan ook wel alle dagboeken, alle boedelinventarissen, alle reisbeschrijvingen etc.
bij elkaar gaan beschrijven.
Schoone en Pathuis doen het dan ook anders. De Van Zwijndregt-inventaris begint
weliswaar met wat familieaantekeningen en krantenknipsels, maar de genealogische
correspondentie en aantekeningen van H. A. van Zwijndregt zijn bij zijn persoonlijk
archief ondergebracht (inv. nr. 61). In de Van Swinderen-inventaris heb ik geen
'algemene' genealogische stukken beschreven gezien, wel enkele familiekronieken,
145