Stichting Tehuis voor A rchiefambtenaren
secretaris, die historicus van professie is en in Amsterdam woont in de Willem
Mollhof, benaamd naar de bekende Amsterdamse hoogleraar en kerkhistoricus
Willem Moll, grootvader van onze vroegere voorzitter en erelid Dr. W. Moll, kan
ons niet teleurstellen nadat een doctor in de scheikunde ons zo goed gezind is ge
weest.
In zijn jaarrede heeft mijn voorganger uitgewijd over de wens van het bestuur van
de Vereniging van Archivarissen en Bibliothecarissen in België tot het intensiveren
van de contacten tussen belgische en nederlandse ambtsbroeders. U kunt er van
verzekerd zijn, dat dit mij geen enkele moeite kost. Voor mij persoonlijk is op basis
van mijn afkomst België evenzeer mijn vaderland als Nederland mijn moederland
is. Mijn persoonlijke contacten met belgische archivarissen en historici gaan tot
twintig jaar terug en werden vanuit de functies, die ik ex officio of ex vocatione
bekleed heb en nog bekleed, versterkt. Ik denk daarbij ook aan de onder ingewijden
befaamde Brabantse Archivarissendagen. Het is alleen te betreuren, dat ik voor
elke reis naar de vreemde mogendheid België omstandig het doel van de reis en de
daartoe moverende redenen moet opgeven bij de minister van C.R.M., terwijl ik
nota bene zo maar een reis mag maken naar Groningen, waar de rijksarchivaris
in Noord-Brabant ambtelijk heel wat minder te zoeken heeft dan in Antwerpen of
Brussel. Misschien, Mr. de Vries, kunt U er iets aan doen.
Het bestuur is relatief nog jong. Er zijn twens onder en niemand van ons heeft
Abraham mogen ontmoeten. Over ons enige vrouwelijke bestuurslid spreken we
daarbij niet, want zij blijft mede bij de gratie van haar charme en vitaliteit altijd
de jongste van ons allen. Beschimmeld zijn we echt nog niet.
Tot een goed steekspel blijven wij altijd gaarne bereid en komen dan gemakkelijk
achter de groene tafel vandaan. De tijd is voorbij, dat hoffelijkheid een lid van de
toen nog piepjonge Vereniging van Archivarissen er in de eerste jaargang van het
Nederlands Archievenblad toe bracht te pleiten voor het niet opnemen in dit
blad van een rubriek beoordelingen. Hij wilde elke mogelijkheid tot het doen ont
staan van animositeit onder de leden weren. 'Er wordt helaas', zo schrijft hij, 'teveel
in ons land beoordeeld, of beter gezegd, men laat de beoordelingen te veel in critiek
vervloeien. Maar weest gerust, Samuel Muller nam onmiddellijk stelling tegenover
deze te vergaande vredelievendheid. Hij betoogde, 'dat kritiek noodzakelijk, on
vermijdelijk noodzakelijk, noodzakelijker dan iets anders is voor onze jonge ver-
eeniging.' En aan het einde van zijn artikel schrijft hij: 'met zwijgen komt men niet
verder, het leidt tot niets en niet daarvoor behoefden wij eene vereeniging op te
richten. Maar het spel moet wel sportief blijven. Als er onder U zouden zijn, die
zeggen: we moeten maar weer eens wat stampij maken alleen om leven in de brou
werij te krijgen dan kan ik hen zeggen doe het maar, want ik trap er in. Ondanks een
luchtige gesprekstoon neem ik immers doorgaans iedereen au serieux. Maar je
windt je dan wel op voor niets, en dat kost tijd en gezondheid. Ik heb nog genoeg
te doen in Den Bosch en ben ook graag eens thuis. Maar als het om een goede
zaak gaat dan krijgt U alle kans zoals U dit steeds gehad hebt.
108]
We gaan toch ook nog voor ons genoegen naar een vergadering. Wilt U er dan ook
rekening mee houden, dat een bestuur van een Vereniging, die midden in het leven
staat, soms voor een schaap met vijf poten wordt aangezien. Ook dat is niet erg
als U dan maar een bekend lied wilt aanheffen, ontleend aan een naar zulk een
schaap benaamd cabaret: Wij zijn er in de wereld om mekaar om mekaar!en
vult U het zelf nu maar in.
Dank U wel.
Jaarverslag over 1971
Ook in dit verslagjaar heeft de Morrenstichting haar nut weer aan vele archi
varissen bewezen. Stond het jaar 1970 nog in het teken van de financiële afwikkeling
van het vml. tehuis Celebesstraat 76 en de overstap naar het Friesch Hotel, het jaar
1971 geeft een veel duidelijker beeld van de wijze waarop de doelstelling van de
Stichter thans wordt gerealiseerd. Bijna drie maal zoveel overnachtingen door 27
archivarissen, een enkele maal vergezeld van gezinsleden. Ook een uitgave van drie
maal het bedrag dat vorig jaar aan deze logeergelegenheid werd besteed. Maar de
Stichting staat er desondanks financieel goed voor. Het verheugt mij U dit na der
tien jaar beheer te mogen mededelen.
Een bijzonder prettige ervaring in 1971 was, dat zoveel archivarissen voor de eerste
maal van onze Stichting konden profiteren. Zij zullen dit t.z.t. zeker herhalen. De
berichten over de logeergelegenheid waren bijna allemaal goed.
Helaas, u zult het al hebben vernomen, het Friesch Hotel is niet meer. Wij schake
len bij wijze van proef over naar twee andere gelegenheden. Voor de archivarissen
zonder kinderen naar het bekende aan het Buitenhof gelegen Hotel Corona en
voor de gezinnen naar het uitstekende pension Roodbol, Laan Copes van Catten-
burch 60a. Een folder van het pension is voor de belangstellende bij ondergetekende
verkrijgbaar. Voor diegenen, die nu echt eens Den Haag willen zien twee unieke
gelegenheden. Verbindingen naar Scheveningen en andere plaatsen dichtbij. Maar
laat ik het niet te aantrekkelijk voorstellen, het mocht eens storm lopen.
U kunt ervan overtuigd zijn, dat dezerzijds zoveel mogelijk met uw wensen wordt
rekening gehouden.
Moge ook in het komende seizoen weer vele personen van het aanbod van de
Morrenstichting gebruik maken. U wilt uw schriftelijke aanvragen wel tijdig inzen
den aan het adres Veenendaalkade 610 te 's-Gravenhage. onder vermelding van de
dag van aankomst en vertrek en het aantal personen dat van een logeergelegenheid
wenst gebruik te maken.
Een prettig verblijf toegewenst in Den Haag!
Maart 1972 H. J. van Meerendonk, directeur
[109]