Uit het bestuur treedt ook terug Dr. Frans Brekelmans, vriend uit mijn Nijmeegse studentenjaren, hartelijk collega op ons gezamenlijk werkterrein binnen de grenzen van Noord-Brabant. Hij was nog niet aan de beurt, maar helaas hebben gezond heidsredenen hem er toe verplicht. Als assessor trad hij minder op de voorgrond dan voorzitter Renting en de secretaris, maar hij is een critisch en wijs mens en een be kwaam vakman, voorbestemd mogen we achteraf zeggen voor het archiefwezen sinds hij als jong, kortgebroekt lyceistje de studiezaal bezocht van het Rijksarchief in Noord-Brabant. Wij zullen en dan zeggen we op z'n Brabants als het God belieft elkaar nog vele malen treffen. En verwacht U nu, geachte vergadering, dat ik iets over de toekomst zal zeggen.' Ik denk van wel. Trouwens ook persoonlijk heb ik er behoefte aan even bij mijn benoeming tot voorzitter stil te staan. Ik wil immers vanuit het diepst van mijn hart bekennen, dat ik tegen deze taak opzie. De Vereniging van Archivarissen in Nederland is geen grote Vereniging, maar zij beschikt over een zeer gekwalificeerd ledenbestand. Ik besef, dat dit grote voordelen inhoudt, maar ook dat het daardoor een voorzitter onmogelijk wordt problemen of vragen onder de tafel te vegen. Daarbij komt, dat ik geen vaktheoreticus ben zoals oud-voorzitters als Panhuysen en Formsma. Misschien komt dat, omdat Brabant te zeer beslag op mij heeft ge legd, maar ook omdat de zuivere theorie, produkt van het reinen Vernunft, mij nimmer zo heeft geboeid. Het kan ook wel zijn, dat ik er niet slim genoeg voor ben. De problemen, waarvoor de Vereniging zich thans geplaatst ziet, zal ik dan ook vooral vanuit de praktische kant benaderen. Voor het verstrekken van het nood zakelijke wetenschappelijke basismateriaal hoop ik op de hulp van deskundigen onder U te mogen rekenen. Wanneer er op Uw steun een beroep wordt gedaan dan reken ik bij voorbaat op Uw ja. Hiertoe houd ik mij gerechtigd omdat ik als het er op aan komt ook geen tijd heb voor het voorzitterschap. Noord-Brabant en zijn hoofdstad 's-Hertogenbosch binden mij zoals gezegd met vele sterke draden en slechts met grote moeite is het mij gelukt mij los te maken van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, tevens Culturele Raad in deze provincie, van welke instelling ik vóór 9 oktober 1.1. eerste secretaris was. Ik kan niet meer zeggen dan dat ik mijn best zal doen, gesteund door actieve, sympathieke en deels ervaren medebestuurderen. Ik verwelkom in onze bestuurs- kring dan ook van harte Dr. Jensma, de nieuwe secretaris Drs. Caminade en de heren Visser en Jacobs. De versterking van het ambtenarencorps op het Rijks archief in Noord-Brabant en de teamgeest aldaar geven mij het vertrouwen, dat het ook aan de Bossche Waterstraat goed zal gaan wanneer 'de baas' meer dan hem en hopenlijk ook meer dan hun lief is, afwezig zal zijn. Ik kan mij indenken, dat er onder U bezwaren tegen mijn voorzitterschap leven om dat ik mij als rijksarchivaris niet onafhankelijk genoeg zou kunnen opstellen tegen over mijn directe chef, de algemene rijksarchivaris. Ik geef toe, dat dit problemen kan geven. Sinds het aantreden op 1 september 1966 van Dr. J. U. van der Gouw tussen haakjes wanneer zien we hem weer eens in ons midden heeft de functie van algemene rijksarchivaris aan inhoud gewonnen. Hij is Hoofd van Dienst en [106] een figuur, die een sleutelpositie inneemt in het Nederlands archiefwezen. Een jonge dynamische algemene rijksarchivaris als Mr. Ribberink, vanaf zijn intrede nourri dans le sérail des Archives Nationales du Royaume des Pays-Bas, is er de man niet naar om in een dispuut niet van repliek te dienen. Alleen mijn vertrouwen in jou en vriendschap voor jou, beste Ton, die naar ik ervaren heb wederkerig is hoe zou er anders van vriendschap sprake kunnen zijn - geven mij de moed om dit presidiaal aan te durven. We kunnen wel eens botsen, maar zullen elkaar beslist niet in de wielen rijden. Ik voel mij immers net als jij geen scherpslijper. Er wordt, dames en heren, wel eens beweerd, dat de Vereniging onvoldoende aan dacht zou hebben voor de hete problemen van deze tijd en daardoor in een iso lement terecht zou kunnen komen. Het is een verwijt, dat aan oude verenigingen wel eens meer gericht wordt in een tijd, die de jeugd adoreert. Als je politiek be wustzijn dateert van vóór 1966 krijg je de jonge doctorandussen al met meer mee. Ik denk daarbij ook aan studieclubs als die van de jonge chartermeesters. Op zich is er uiteraard niets tegen wanneer zoals in dit geval in de particuliere sfeer studie clubs zich formeren. Kennen wij in Noord-Brabant sinds jaren met al een Kring van gemeente- en streekarchivarissen? Het zou alleen een veeg teken zijn indien het samenroepen van een studie- en discussieclub van jonge chartermeesters zou in gegeven zijn door de mening, dat er binnen een wetenschappelijke vereniging a s e Vereniging van Archivarissen geen ruimte meer zou zijn voor studie en discussie over vakproblemen. In dat geval zou er sprake zijn van een zich afzetten tegen en dat ware een jammerlijke zaak. Want de wetenschapsbeoefening op de gebieden van onze vakproblemen, de samenstelling van inventarissen van hoge kwaliteit en de geschiedschrijving, dit laatste in samenwerking met universiteiten en wetensc ap- pelijke instituten, moet hoog in ons vaandel geschreven blijven. Ik wil U graag bekennen, dat ik ware dit mijn overtuiging niet hier thans met als Uw voor zitter zou staan. Maar wanneer het wetenschappelijke karakter van onze bezig heden zwaar dient te worden geaccentueerd dan wordt ons vanuit een andere hoek voorgehouden, dat wij de ogen niet mogen sluiten voor de vloedgolf, die de admini stratie overspoelt en dat hoognodig alle krachten dienen te worden aangewend voor het opwerpen van sterke dijken, waar binnen deze vloedgolf zich kan kanaliseren. Wij maken als Vereniging mee wat wij ook persoonlijk in ons ambtelijk leven erva ren, dat wij in de voortgang van ons werk worden belemmerd, omdat er links en rechts aan ons jasje getrokken wordt. Het lijkt er wel eens op, dat we met al ons hard werken zijn als fietsers op een home-trainer. We trappen om in de goede richting te geraken en komen met voor uit. Maar het is schijn, want er is in de afgelopen jaren veel tot stand gebracht. Oo voor de komende jaren hoop ik dat het bestuur niet buiten de werkelijkheid za staan en zich zijn verantwoordelijkheid bewust mag zijn, open voor elk goed initia tief. Ik vertrouw daarbij op de steun van het departement, dat de vereniging en het archiefwezen wind in de zeilen heeft gegeven. Moge deze wind met gaan liggen, reken er te meer op nu de Vereniging de naaste adviseur, die de staatssecretaris op archiefgebied heeft, vandaag als medelid heeft mogen verwelkomen. Een staats- 107]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 17