het nog voor, dat in de vakantietijd het archief tussen de middag moest worden gesloten, opdat de klerk naar huis kon gaan om te eten. Buiten de jaarverslagen, waarin herhaaldelijk zijn aandeel in de archiefwerk zaamheden van verschillende aard wordt gememoreerd, komen we de naam van de heel Corée zelden tegen, maar te vermelden valt, dat hij met de rijksarchiva ris Heerma van Voss de notariële archieven inventarisseerde3. Daar Corée nimmer het archiefexamen had afgelegd, was voor hem de toegang tot hogere rangen dan die van klerk versperd, hoewel zijn capaciteiten en ken nis hem daartoe ruimschoots het recht zouden hebben gegeven. Blijkens een brief uit 1946 waren herhaalde pogingen van Heerma van Voss en zijn voorgangers om hem tot adjunct-commies bevorderd te krijgen, vergeefs geweest. Ook het toen door de rijksarchivaris op de minister gedane beroep om de eis van verwer ving van het radicaal 2de klasse te laten vallen, bleef zonder resultaat; gewezen werd op de voortreffelijke staat van dienst, ervaring en paleografische kennis van betrokkene en zijn uiterst loffelijke verzorging van boekhouding en administra tie. Eerst in 1950 mocht het de toenmalige rijksarchivaris Dr. Van Buijtenen ge lukken de heer Corée te doen bevorderen tot adjunct-archivist, waarna hij in 1953 en 1955 verder klom tot archivist resp. archivist A. Ook na zijn pensionering op 1 februari 1956 bleef hij nog jarenlang een vraag baak voor de 'Beneden-Kanselieren'4, die allen pas lang na hem in dienst waren getreden. Ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag schreef een archiefbezoeker, die hem ongeveer 25 jaar in de dienst had meegemaakt: 'De prettigste uren van mijn leven heb ik op het Rijksarchief doorgebracht, vooral door de grote steun en hulp welke ik altijd van de heer Corée heb mogen ondervinden'5. Velen zouden het hem kunnen nazeggen. Een voorbeeldig ambtenaar, een goed collega en vriend is met hem heengegaan. Leeuwarden, februari 1972. J. Visser 3 Inventarissen van rijks- en andere archieven I, 1929, IV, 446. 4 Genoemd naar het Kanselarijgebouw, waarvan het Rijksarchief toen nog slechts de benedenverdieping bezette. 5 H .G. van Slooten in Genealogysk Jierboekje 1970, 17. [14] Een archiefgebouw voor de toekomst Behouden. Bij het voorbereiden van nieuwbouw kan worden uitgegaan van de stelling, dat een archiefgebouw dient om het de archivaris mogelijk te maken zijn werk goed en zo efficient mogelijk te doen. De taak van de archivaris is tweeledig; hij moet waken voor het behoud van be langrijke documenten en hij dient ervoor te zorgen dat deze bescheiden toegan kelijk zijn. De grootste gevaren voor het behoud van het perkament en de pa pieren zijn vocht en vuur. Lang geleden, toen brand nogal eens gepaard ging met volksbewegingen of oor logsgeweld, zocht men voor de archiefbescheiden bescherming in torens en ge welven. Soms liet men dit na. Nederland, dat enige eeuwen zeegeschiedenis schreef, nam bijvoorbeeld ten aan zien van de oude admiraliteitsarchieven deze zorgvuldigheid niet in acht. De ge volgen waren er dan ook naar. Nadat in 1604 een brand de archieven van de belangrijke admiraliteit van Rot terdam 'meestendeel bedorven, verbrand ja t'eenmaal schier geconsumeerd' had, deed een felle brand in 1771 alle papieren en documenten van de admiraliteit van Harlingen verloren gaan. De archieven van de drie andere admiraliteiten, en wat er voorts nog over was, werden vervolgens na de Bataafse revolutie van 1796 bijeengebracht in het oude gebouw van het departement van Marine. Het einde laat zich raden. Het kwam op 8 januari 18441. Zeventig procent van alle branden vinden volgens duitse statistieken plaats in de nacht of in het weekend2. Deze brand behoorde niet tot deze zeventig procent. Hij begon op maandagmiddag 8 januari 1844 om zes uur in de woning van de minister van Marine op het Voorhout en vernietigde in enige uren voor het oog van de toegestroomde Haagse bevolking het gehele departementscomplex. Het verlies van de admiraliteitsarchieven was een grote schok voor de Biedermeier generatie. Men was, zij het met zuinigheid, fier op het nationale verleden van De Ruijter en Piet Hein. Zolang de schrik duurde werd naar middelen gezocht om 1 J. de Hullu, De archieven der Admiraliteitscolleges, 's-Gravenhage, 1924, p. 60, 61. 2 B. Zittel, Der Groszbrand auf der Burg Trausnitz in Landshut, Archivalische Zeit- schrift 61, 1965, p. 188. [15]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 8