gekomen was, werd door hem een begin gemaakt met de ordening en beschrijving van de Secrete Kas. In 1956 was hij zover gevorderd, dat hij een begin kon ma ken met het schrijven van de definitieve tekst van de inventaris. Het beantwoor den van brieven en het assisteren van bezoekers vroeg in de volgende jaren zo veel van de werktijd en -kracht van de heer Van der Poest Clement, dat de ver wachting, dat de archieven van de Staten-Generaal voor 1 juli 1958 een pers klare inventaris zouden bezitten met inleiding, concordans en index, niet in ver vulling ging. Ook in 1959 kwam deze ongeveer 20.000 nummers tellende inven taris nog niet voor de pers gereed. Toch was het werk toen zover, dat de heer Van der Poest Clement een begin kon maken met het samenstellen van een uitvoerige lijst van Nederlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers in het buitenland en van buitenlanders, die in gelijke functies hier te lande heb ben vertoefd tijdens de periode 1576-1796. Hij voegde summiere biografische en ambtelijke bijzonderheden over deze personen toe, met de bedoeling het on volledige en soms onjuiste Repertorium der diplomatischen Vertreter van Bitt- ner te vervangen. Helaas ging de gezondheid van de heer Van der Poest Clement steeds meer te wensen overlaten, hetgeen ertoe leidde, dat de ordening en be schrijving van het archief der Staten-Generaal in 1963 door Drs. N. M. Japikse moest worden overgenomen. In 1963 kwamen de delen I en II van de inventaris in getypte vorm gereed. Deel I bevat de series resolutiën, deel II de liassen met de ingekomen en uitgegane brieven en stukken, deel III (gereed gekomen in 1964) de delen en dossiers, die wegens hun formaat niet in de liassen of de loket- kas waren opgenomen en deel IV de beschrijving van de registers van ingekomen en uitgegane brieven. De heer Van der Poest Clement was toen reeds wegens ziekte niet meer op het Algemeen Rijksarchief aanwezig. Per 1 april 1964 verkreeg hij wegens afkeuring eervol ontslag uit de rijksdienst. Publikaties beschouwde de heer Van der Poest Clement ook als te behoren tot de taak van een archivaris. In zijn jaarverslag over 1948 gaf hij een motivering, die luidde: 'om het ontstellende tekort aan kennis omtrent het verleden van onze stad aan te vullen en tevens om enige belangstelling te wekken voor het archief. Zeer veel onderwerpen kwamen aan de orde in de reeks artikelen, die hij in 1948 begon in het Rotterdamse Parool (de Schiedammer). Ik noem enige onderwer pen: het stadsjacht, de eerste pijpenmakers, de eerste trein, het stadslogement in Den Haag. Verder schreef hij in het maandblad van de Schiedamse Gemeen schap en het Nederlands Archievenblad. Hij besprak reeds in de jaargang 1937- 1938 enige Duitse en Franse archiefgidsen. Het volgende jaar behandelde hij een overzicht van het Belgische Staatsarchief. In latere jaren recenseerde hij archief inventarissen. Het In memoriam van zijn ambtsvoorganger te Schiedam werd reeds genoemd. Zijn belangrijkste bijdrage aan het Archievenblad verscheen in de jaargang 1956-1957 op blz. 125-133. Het is de tekst van de voordracht, die hij op de vergadering van 24 april 1957 te Rotterdam gehouden heeft over de functie, in het bijzonder de wetenschappelijke functie, van de archivaris in de samenleving. Zijn stelling aangaande de wenselijkheid van het aanstellen van ar- [10] chivistisch geschoolde krachten door de overheid voor zuiver historisch-weten- schappelijk onderzoek werd algemeen gedeeld, maar voor ons land in de prak tijk als niet te verwezenlijken gezien. Zijn suggestie bekendheid te geven aan het archivariaat door middel van de radio, waarbij de heer Van der Poest Clement dacht aan de toen juist begonnen radiocursus Openbaar Kunstbezit, leidde niet tot het door hem gewenste resultaat. Het is echter zeker in zijn geest, dat het bestuur van de Vereniging van Archivarissen de laatste jaren probeert te komen tot een presentatie van de archieven op de televisie of in de vorm van een film voor het onderwijs. Drie boekjes staan op naam van de heer Van der Poest Clement. Zij hebben als onderwerp de stedelijke archiefzorg en geschiedschrijving, het graf van Lidwina en het weeshuis der Hervormden. Het laatste, dat van hem gedrukt is, zijn de in leiding en slotopmerkingen bij het boekje van B. Kedde over M. C. M. de Groot, onlangs verschenen bij de N.V. Drukkerij De Eendracht. Juist in deze laatste pennevrucht legde hij zijn innerlijk bloot, zijn bewogenheid met de 'underdogs'. Dat hij de werklozen, gezeten in 1938 en volgende jaren tegen het ijzeren hek rondom het oude kerkhof, nooit meer vergeten is, dat dit beeld hem altijd is bijgebleven, typeert de mens Van der Poest Clement. Hoe dikwijls bracht hij. wanneer ik hem opzocht, het gesprek op de vervolgden van onze tijd, de ont heemden en vluchtelingen. De Joden- en Zigeunervervolgingen hadden zijn his torische en menselijke belangstelling. In diverse bestuursfuncties heeft de thans overledene het Nederlandse archief wezen gediend. Van 1946 tot 1948 is de heer Van der Poest Clement penning meester geweest van de afdeling van gemeente- en waterschapsarchiefambtena- ren. In 1953 werd hij tot voorzitter van die afdeling gekozen, een functie die hij reeds begin 1954 moest neerleggen wegens zijn overgaan van gemeentedienst in rijksdienst. In 1957 werd hij voorzitter van de afdeling van rijksarchiefambtena- ren, wat hij bleef tot de liquidatie der afzonderlijke afdelingen voor rijks- en voor gemeente- en waterschapsarchief ambtenaren in 1961, waarna hij korte tijd nog is opgetreden als de eerste voorzitter van de Vereniging van Wetenschappe lijke Archiefambtenaren in Overheidsdienst. Van 1957 tot 1963 was hij pen ningmeester van de Vereniging van Archivarissen. Tot het hem door zijn fysieke toestand werkelijk onmogelijk werd en hij zijn taak door een vervanger moest laten waarnemen, heeft hij heel veel voor de vereniging gedaan. Het bericht van het heengaan van de heer Van der Poest Clement bracht onder het personeel van het Schiedamse archief grote ontsteltenis te weeg. Hij was zo zeer een deel van het gemeentearchief geworden waar hij sinds zijn pensione ring aan het Rijksarchief weer gastvrij werd opgenomen en een eigen werkruimte had dat het vreemd zal zijn hem er niet meer aan te treffen. Ik had reeds met hem afgesproken, dat hij in het nieuwe archiefgebouw een kamer zou krij gen, waar hij zijn grote studie kon voltooien. Dat was de geschiedenis van de [11]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 6