ordre logique (a la riguer alphabétique) que l'on pourra établir des cadres de classement.' Uitgewerkte voorschriften overigens, zoals o.a. ten behoeve van de inventarisatie opgesteld worden, zijn in Frankrijk een vrij algemeen gebruik. Men kan geen technische, materiële of wetenschappelijke aangelegenheid bedenken of de 'Direc tie' heeft er wettelijke bepalingen over uitgelokt (een algemene archiefwet kent men niet), ministeriële beschikkingen over doen publiceren, of zelfs bindende richtlijnen dan wel adviserende circulaires over uitgegeven. De indrukwekkende theoretische benadering, ieder hoofdstuk van het 'Manuel' getuigt ervan, wordt niet altijd door een even correcte practijk gedekt. De Franse archivaris zal dat zelf direct toegeven. Ernstiger is de lacune die er in de wet geving bestaat juist weer voor de regeling van de verhouding tussen archiefwereld en administratie. Men beschouwt in dit opzicht als grondwet het decreet van 21 juli 1936. In dit decreet wordt voorgeschreven de periodieke overdracht en het verbod op vernietiging door de administratie zonder een visum van de archief dienst. Men kan dit stuk afgedrukt vinden in het N.A.B. jrg. 46, p. 44-49. Het werd uitgevaardigd op een moment, waarop zoals in veel andere landen, de wetenschappelijke zo niet uitsluitend mediaevistiek georiënteerde archivaris over een minimum aan relatie met de administratie beschikte. De goede functionering van een decreet als dat van juli 1936 vooronderstelt een krachtige relatie. Men kan zeggen dat men die nu nog aan het opbouwen is en dat geeft toch wel een duidelijke indruk van de omvang van de problematiek. Vanuit verschillende rich tingen tracht men de relatie op te bouwen. In de Direction des Archives Nationales fungeert een speciale groep o.I.v. een inspecteur-generaal. Na 1950 heeft Directeur Braibant de idee verwezenlijkt van de uitgezonden archivaris de 'missionaire'. In zeven ministeries heeft deze functionaris een vaste plaats gekregen; de resultaten zijn verschillend. Men mag hier wel bij zeggen, dat gezien de wetenschappelijke franse archiefopleiding het aanbod van archivarissen geschikt om midden in de moderne administratie een volledige brugfunctie te vervullen gering zal zijn. Tenslotte zijn er plannen ontwikkeld voor een intermediair depot, dat bedoeld is om alle archieven op te nemen, die niet meer van direct administratief belang zijn. Deze archieven zullen onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van administratie en archief bewerkt worden met het oog op een geschoonde overbrenging naar het definitieve depot. In Fontainebleau is dit project, dat een belangrijke stap vooruit betekent, sinds 1970 in opbouw. Eén van de laatste punten waar ik dieper op in wil gaan, is dat van de houding van de archivaris ten opzichte van de registratuur en de daar toegepaste eigen tijdse ordeningssystemen. Opvallend is het dat men in het 'Manuel' weinig of niets vindt over de registratuur als zodanig. Er wordt volstaan met het betogen van de wenselijkheid van een 'verantwoordelijke' binnen de administratie terzake van de archiefzorg. Wanneer daarnaast moderne ordeningssystemen, daarbij doel ik op de toepassing van registratuurplannen gebaseerd op decimale codering, cate gorisch van de hand gewezen worden, dan maakt de behandeling van dit onder werp een te bescheiden indruk. Ik kan mij niet aan de gedachte onttrekken, dat de [56] franse archivaris nog bevangen door zijn eigen 'encyclopedisch systeem', waarvan hij de euvelen onderkent, zich blind staart op de gevaren van een nieuw universalisme om zo met het badwater een kind uit het raam te kieperen. De wortel voor een goede relatie administratie-archief zal ook in Frankrijk moeten zijn, dat beide belanghebbenden het eens worden over een ordeningssysteem dat aan beider behoeften tegemoet komt. Tot slot een enkel woord over de vormen van inventarisatie en bewerking van archieven die in deze nieuwe handleiding besproken worden. Men beschikt in Frankrijk over een grotere variatie dan hier gebruikelijk is. Bijzonder verhelderend is het, dat van de analytische en de gewone of beknopte inventaris en van de verschillende vormen van repertoria voorbeelden afgedrukt zijn (p. 281-293). Dat is in het algemeen een sterke zijde van dit werk; de practijk wordt niet alleen beschreven maar op ieder onderdeel met voorbeelden toegelicht. En passant is het zinvol met het oog op de nederlandse discussie op te merken, dat de gewone of 'sommaire' inventaris berust op een keuze van de weergave der geordende documenten, terwijl de analytische inventaris in een regestmatige vorm van ieder stuk een beknopte weergave brengt. Ook in het vervaardigen van gidsen is de Franse archivaris zeer bedreven; vooral de genealoog zal daar op moeten terugvallen, aangezien hij geen beroep op de archiefdiensten kan doen voor het verkrijgen van gegevens. De lezer heeft hopenlijk niet uit mijn betoog de indruk over gehouden van louter kritiek. Waar hier en daar een kritische noot met het oog op de vergelijking van de situatie geplaatst is, valt die zeker niet aan te merken als kritiek op het 'Manuel'. Gaarne herhaal ik het, dat de breedte en diepte van deze handleiding voorbeeldig is en een groot respect afdwingt. Geen ander land beschikt over een dergelijk werk. Degelijke bestudering en zo mogelijk navolging is alleen maar aan te bevelen. B. Woelderink Mej. mr. G. Verhey, Inventaris van het archief van de ambachtsheren van Kralingen, Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam 1969, 33 blz. Het is steeds weer een verrassing wat een archief van ambachtsheren kan bieden, enerzijds aan stukken betreffende rechten en goederen van de heren, anderzijds aan stukken betreffende het ambacht en zijn inwoners. Ook dit archief bevat naast stukken over het leenverband, de rentmeestersadministratie, het slot Honin gen, ambachtsgevolgen en dergelijke, stukken over veenderij, onderwijs, armen zorg, rekeningen van turfmeters, kerkmeesters, Heilige-Geestmeesters. Na de inventarissen van Bijlsma en Mentink van respectievelijk de gemeente (het ambacht) en de polder Kralingen is met de verschijning van deze inventaris een derde belangrijk archief geïnventariseerd waaruit De Blécourt putte voor zijn [57]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 29