speciale archieven zoals die van gemeenten (sic!) notarissen, kerken en families aan de orde komen. Verder worden daar besproken de collecties van uiteen lopende aard die in Frankrijk als vanzelfsprekend aan archieven verbonden zijn (bibliotheken, topografische verzamelingen) of waarvan men meent dat de ver binding wenselijk is (audiovisuele documenten). Het boekwerk wordt vervolgd met een derde deel gewijd aan de 'conservation matérielle des documents en een vierde deel dat zich richt op de wetenschappelijke, culturele en administratieve functies die door archieven in het openbare leven vervuld kunnen worden. Het werk wordt afgesloten met een goede index op zaaknamen. Zelfs in een wat ruimer genomen bestek is het ondoenlijk in te gaan op de vee - heid van problemen, die in dit werk aan de orde gesteld worden. Alvorens mij te beperken tot enkele problemen uit de archivistique génerale, wil ik nog met nadruk stellen, dat de latere delen van deze franse handleiding zeker met minder interes sant zouden zijn dan de eerste. Met name het materiele' derde deel bevat veel behartigenswaardige passages over constructie en inrichting van gebouwen, ovei de restauratie van archiefdocumenten alsmede over de voorzorgen die een even tuele restauratie kunnen beperken of voorkomen. Onderwerpen waarin de neder- landse archivaris niet volleerd is. Dat de ontwikkeling van het archiefwezen ten nauwste verband houdt met de geschiedenis en de structuur van de staat ten behoeve waarvan de archieven func tioneren, wordt hoewel niet expliciet in het onderhavige werk geformuleerd, volstrekt duidelijk aan de niet-franse lezer. Ik merk dit bekende feit op, omdat de dieper liggende problemen van ons vak in wezen overal dezelfde blijken te zijn, terwijl daartegenover de richting waarin oplossingen worden gezocht, bepaald wordt door de speciale situatie in ieder land en dus a.h.w. ten dele gepreconditio- neerd is. Zelfs bij de zuiver theoretische behandeling door Bautier van definities van grondbegrippen als wat is een archief c.q. een archiefstuk en wat behoort tot de overheidsarchieven valt dit te signaleren. Niet wanneer hij deze definities stelt als grens tussen archief aan de ene zijde, bibliotheek en documentatieverzameling aan de andere zijde, of wanneer hij daar mee de nadruk legt op de organisatorische eenheid van een archief in zijn wel en niet overgedragen gedeelte; maar wel zodra hij vast stelt dat het publieke karakter van de archieven geldt voor de administratieve neerslag van ieder persoon of lichaam bekleed met publiek gezag, vervolgens daarop moet toegeven, dat het probleem van de prive-archieven in Frankrijk ligt in hun rijkdom aan 'papiers publics' van na de revolutie! De remedie tenslotte zoekt hij niet in een binding of controle van machtsdragers of hoge ambtenaren binnen de administratie, maar in juridische mogelijkheden van revindicatie en naasting van ter openbare veiling aangeboden stukken. De sterke aanwas van privé-archieven na 1945 in de Archives Nationales te Parijs bewijst dat er zo resultaten geboekt worden, maar de kraan is nog met afgedraaid op het punt waar dat het meest voor de hand zou liggen. We raken hier trouwens aan één van de weinige tere punten in het franse archief wezen nl. de relatie archief-administratie. [54] Frankrijk is gestempeld door zijn revolutie van 1789. De revolutionaire regeringen en het Eerste Keizerrijk hebben een centraal binnenlands bestuur gecreëerd, dat furore gemaakt heeft. De ontwikkeling van dit gecentraliseerde bestuur in een groter en volkrijker land dan het onze sinds 1789 heeft een kolossale ontwikkeling van de administratie ten gevolge gehad, met recht een burocratie te noemen. Zij maakte het stabiele element in de franse samenleving uit onder de menigvuldige politieke wijzingen, die aan de top plaats vonden. Het franse archiefwezen is evenzeer een vrucht van de revolutie, wat vooral merk baar is in haar organisatie en de ordening van het Parijse depot. De Archives Nationales zijn voortgekomen uit de archivaris die de Assemblée in 1789 aanstelde en de departementale archieven zijn enkele jaren later opgericht. Aanvankelijk ressorteerden zij onder verschillende ministeries nl. respectievelijk die van opvoeding/onderwijs en die van binnenlandse zaken. Beide takken van dienst zijn samengesmolten in 1897 bij de oprichting van de Direction des Ar chives de France, die ook zeggenschap heeft over de archieven van gemeenten en inrichtingen van weldadigheid (archives hospitalières). De 'Directie' ressorteert thans onder het ministerie van cultuur. Haar zeggenschap strekt zich merkwaar diger wijze niet uit over de in archief opzicht autonome ministeries, zoals die van buitenlandse zaken, leger en marine en enkele kleinere nationale diensten, welke zich beschouwen als voortzetters van pre-revolutionaire administraties. In feite moet men het zo stellen, dat alle niet genoemde ministeries beschouwd moeten worden (justitie is een uitzondering) als afsplitsingen van het moeder-ministerie van binnenlandse zaken. Dat brengt ons op een ander punt nl. het schema waarin, kennelijk onder de geest van de Encyclopedie, het totale archiefbezit van de Archives Nationales in de vroege 19de eeuw is geordend: het lettersysteem van A-Z. Daarbinnen reserveerde men één letter voor de binnenlandse administratie nl. de 'F' en daar vallen nu practisch de archieven van alle ministeries onder, zodat men alleen al ter aandui ding van alle fondsen die onder de 'F' vallen met een ingenieus doch verward systeem te kampen heeft. Het opstellen van zo'n letterschema is trouwens typerend voor de franse situatie, want ze zijn ook ontworpen voor de archieven van depar tementen, steden etc. Voor de historicus brengt dat weldadige uniformiteit teweeg; voor de archivaris betekent het een beperkte toepassing van het herkomstbeginsel. In de passages over de ordening van archieven onderling en binnen archieven (p. 187 e.v.) blijkt duidelijk dat men daar in Frankrijk andere ideeën over heeft dan hier. Men respecteert het herkomstbeginsel als het gaat om de plaats van een stuk binnen het archief waar het toebehoort. Men vervangt dit principe wanneer het gaat om de ordening van archieven binnen een geheel (bv. een ministerie of een grote organisatie) door het functionalisme. De administratieve structuur wordt niet maatgevend geacht, de toepassing van methodische kaders op grond van onderwerpsindeling is 'anti-archivistiek'. Maar de administratieve functie is de basis van de door de archivaris toe te passen systematiek bv. de opvoedkundige, de fiscale of de militaire functie. 'C'est sur ces concepts majeurs, rangé's dans un [55]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 28