De Dertiende Brabantse Archivarissendagen in Antwerpen
Boekbespreking
De tot een traditie geworden bijeenkomst van archivarissen, werkzaam in het ge
bied van het vroegere hertogdom Brabant, werd in 1971 voortgezet. De 15e en
16e oktober werden ditmaal te Antwerpen de 13e Brabantse Archivarissendagen
gehouden.
Hieraan namen 55 collega's uit Nederland en België deel. Na een sfeervolle be
groetingsavond in het Museum Plantin-Moretus vond de tweede dag een werk
vergadering plaats in de voordrachtzaal van het Stadsarchief.
Als eerste spreker trad hierbij op Drs. H. Douma, chartermeester bij het streek-
archivariaat van het Land van Cuyk, met als onderwerp: De verhouding tussen
het klooster St. Agatha te Cuyk en de Nederlandse Staat 1602-1888'. Genoemd
kruisherenklooster vierde in 1971 zijn 700-jarig bestaan.
De tweede lezing werd gehouden door de adjunct-stadsarchivaris van Antwer
pen, Dr. J. van den Nieuwenhuizen. Deze sprak over: 'Het archief van het Bis
dom Antwerpen'. Hij behandelde speciaal de periode 1570-1801. In laatstge
noemd jaar werd het bisdom Antwerpen afgeschaft en na 160 jaar in 1961 weer
opgericht. Beide lezingen vonden een aandachtig gehoor.
Na 's middags een excursie te hebben gemaakt per bus door de nieuwe haven
installaties van Antwerpen, werd de dag besloten met een maaltijd. Men was
hierbij te gast bij de Compagnie Maritime Beige.
L. M. Th. L. Hustinx
SUMMARY
The Thirteenth Brabantine Archivists' Day in Antwerp.
A fifty archivists from the Netherlands and Belgium met on October 15 and 16
1971 in Antwerp. A reception was held in the Museum Plantin-Moretus. On the
workmeeting drs. H. Douma of Cuyk gave a lecture about The relations between
the cloister St. Agatha at Cuyk and the Netherlands Gouvernment 1602-1888'.
The adjunct-archivist of the City of Antwerp, dr. J. van den Nieuwenhuizen
gave a survey of 'The archives of the Diocese of Antwerp
The archivists visited the harbour works of Antwerp and dined as guests of the
Compagnie Maritime Beige.
152]
Manuel d'Archivistique Théorie et pratique des Archives publiques en
France, Paris Imprimerie nationale 1970, 805 p.
De vereniging van archivarissen in Frankrijk heeft in 1962 het plan opgevat een
handleiding te doen uitwerken. Het resultaat ligt thans voor ons in een lijvig
boekdeel, dat onder auspiciën van de Directie van het franse Archiefwezen is
uitgegeven.
De behoefte aan een handleiding was voorheen in Frankrijk niet zo groot. De
overheidswetgeving bestreek reeds vroeg in de 19de eeuw een breed terrein en
de École des Chartes zorgde in diezelfde periode voor een wetenschappelijk com
plement op het legislatieve werk. Wel gebruikte men de rond de eeuwwisseling
verschenen buitenlandse literatuur, waaronder onze in het frans vertaalde hand
leiding van Muller, Feith en Fruin. Maar langzamerhand werd men zich bewust
van het ontbreken van een eigen synthese, een overkoepelende samenvatting van
theorie en praktijk. De nieuwe vragen waarmee de archivaris ambtshalve aan
houdend geconfronteerd werd, maakten duidelijk, dat de bestaande verworven
heden ontoereikend waren. Met de toekomstige evolutie van het vak voor ogen
noemt één van de inleiders het nu verschenen werk symbolisch goed getroffen
'een scharnier'. Men kan de franse collega's complimenteren en zeker redactie
secretaris Michel Duchein, met het verschijnen van dit werk betrekkelijk korte
tijd na het signaleren van de behoefte die er aan bestond. Meer dan 40 mede
werkers hebben bijgedragen geleverd op het terrein van hun specialisme of bij
zondere belangstelling.
Zoals de ondertitel 'théorie et pratique des Archives publiques en France' al aan
geeft is de inhoud van deze handleiding breder dan wij ons met het nederlandse
voorbeeld voor ogen bij het woord handleiding indenken.
Na enkele inleidende hoofdstukken van R. H. Bautier over fundamentele begrip
pen en juridische problemen en van G. Duboscq over de organisatie van het
franse archiefwezen met de wetgeving die daaraan ten grondslag ligt, volgt het
eerste deel de 'archivistique generale' en een tweede deel 'archivistique speciale'.
Het eerste deel en de inleiding van Bautier behandelen grofweg genomen de
problematiek die ook in de nederlandse handleiding aan de orde komt. Het tweede
deel heeft nog duidelijke raakvlakken met het eerste in de hoofdstukken waar
53