als van den voersz. Cloosters gene segelen ende brieven hebbende'. Gedeputeer den noemden hun aanwinst dus 'legerboecken'0. Wat de in 1631 nog onbrekende oorspronkelijke kloostercharters betreft: hiervan berust een aantal in het rijks archief in Gelderland, dat waarschijnlijk na het genoemde jaar te voorschijn is gekomen, en wel van beide kloosters, Mariëndaal en Bethanië. Vervolgens treffen wij op dr. We,Iers lijst het door hem uit te geven handschrift van het St. Oregonusfraterhuis te Doesburg aan. Dit werk is door dr. M. Schoen gen beschreven. Het is een band, waarin onder meer een kroniek van het frater huis en een cartularium gebonden zijn". De term cartularium wordt in dit <*eval door de schr. met recht gebezigd en wel ten dele. Bij dr. Weiier volgt dan het z.g. grote cartularium van het klooster Bethlehem buiten Doet,nchem. Ook hier is sprake van een cartularium in archief-technische zin. Dit register ,s naar zijn opzet een schaduwarchief; het kent een rubrica-in- e g, welke bij de archiefordening past van omstreeks 1363/64, toen het oud ste gedeelte van het cartularium tot stand kwam. Na 1363/64 vervolgde men het cartu'anum met het afschrijven van acten op bijgevoegde katernen tot in het jaar 1484 ,n met zuiver chronologische volgorde. Het cartularium deed als wegwijzer 00r 'let cbarterarchlef d'enSt: me" treft achter°P de charters van het archief van Bethlehem verwijzingen aan naar de foliobladzijde van het cartularium waarop het afschrift van de betrokken acte staat, en van hetgeen boven de acte en in de inhoudsopgaaf in het cartularium vermeld wordt. Ook de procurator van het klooster gebruikte de folioverwijzingen naar het cartularium, wanneer h.j naar titels van aankomst of andere acten wilde verwijzen. Men kan dit vast stellen bij het door dr. Weiier vermelde 'Liber et registrum reddituum et bono- mm monaster,, Bethlehemensis', welk legerboek in 1427 door broeder Gerardus bewerkt werd aan de hand van een niet meer aanwezig ouder goederen- register van 1379. Het register van Gerardus Wille is een mooi specimen van een Iegeiboek ot legger. Het heeft een systematische indeling naar de ligging van de goederen8. L r' A' ^eldeda,nd; archief Staten van het Kwartier van Veluwe, inv no 354 leger boek van Manendaal, en ,nv. no. 338, resolutieboek van Gedeputeerde Staten van het Kwartier van Veluwe betreffende Mariëndaal (1619-1671) en Monnikhuizen (1619- Arnhrnfr T charters van de voormalige kloosters Mariëndaal en Bethanië bij Arnhem berust eveneens in het R. A. in Gelderland D,J h R'/' AGe'derland> archief van het fraterhuis te Doesburg inv. no 1 (beschreven dooi dr. A. J. van de Ven, Archief van het oud-archief der gemeente Doesburg uitge G Weder "f h D°eSburg' I950' dL l' Aanhangsel I). Wij wachten de door'dr A G. Weder te bezorgen uitgave van het handschrift met belangstelling af. Vergel dr m' Schoengen, Kroniek van Jacubus Traiecti alias De Voecht (Hist. Gen. te Utrecht Wer' lin;;n3dWS1902nOb.z13384908X ««dragen en Mede^- R. A. Gelderland, archief van het klooster Bethlehem. Vergel. A J Maris Aanfe keningen omtrent het archief van het klooster Bethlehem bij Doeünchem, II. Naar" aanleiding van de inventans van Johan ten Poll, Nederlands Archievenblad, 63ste jrg.. [44] Op dr. Weiiers lijst komen nog enige andere bescheiden uit het archief van Beth lehem voor, waaraan ik thans voorbij ga. Wat daarna onze aandacht trekt bij dr. Weiier is het cartularium van het non nenklooster Syon bij Doetinchem. De schr. noemt deze instelling een zusterhuis van het Gemene Leven. Uit het cartularium en uit de bewaard gebleven kloos tercharters blijkt, dat enige samenwonende ongehuwde vrouwen en weduwen in 1431 het door haar bewoonde huis binnen Doetinchem in eigendom verkregen om daarin te leven naar het voorbeeld van de zusters in Wolfshuis te Zutphen. In 1451 gingen de zusters over tot de derde orde van St. Franciscus, terwijl zij na haar verplaatsing buiten de stad (1471) opgenomen werden in de reguliere orde van St. Augustinus in 1474. Het cartularium werd eigenhandig geschreven door de procurator en biechtvader broeder Egbertus van Utrecht, die medewer king genoot van de notaris Franco van Zweten. Het werk werd opgezet om co- pieën te verzamelen van eigendomsbewijzen en andere acten, welke voor het fi nanciële beheer noodzakelijk waren, doch het werd vermeerderd met afschriften van enige privilegiën van de zusters. Buitenop het perkamenten kaft schreef men 'Copie' copiae), waarmede het register als een copiarium of cartularium ge kenschetst werd. Het cartularium bevat acten uit de jaren 1439 tot 1546 en werd geschreven in 1535-1546. De inhoudsopgave verwijst uitsluitend naar acten, wel ke het goederenbezit betreffen en is aangevuld met korte aantekeningen over veranderingen in de bezittingen of inkomsten. Het register biedt ons een goed voorbeeld van een cartularium in archief-technische zin9. Met betrekking tot Nijmegen vindt men op de lijst van dr. Weiier het kort na 1546 aangelegde cartularium vermeld van de reguliere kanonikessen van het klooster Marienburg. Ook dit register beantwoord aan de omschrijving volgens de Nederlandse archiefterminologie. Het bevat afschriften van oorkonden van 1375 af en berust thans in het oud-archief der gemeente Nijmegen10. Op dr. Weiiers lijst wordt voorts verwezen naar een cartularium, dat afkomstig zou zijn geweest van de celzusters of zwarte zusters te Nijmegen. Deze zusters, die de regel van St. Augustinus volgden en conventsgewijs samenleefden met een moeder aan het hoofd, hadden geen kloostervermogen tot haar beschikking. Als verplegend personeel van het St. Jacobsgasthuis werden zij vanwege het gasthuis onderhouden. De vroegere Nijmeegse archivaris Van Schevichaven maakt van het cartularium, dat aan het St. Jacobsgasthuis zou hebben toebehoord en niet aan de zwarte zusters gewag, maar geeft er geen blijk van het ooit met eigen ogen aanschouwd te hebben. De acten, waarmede Van Schevichaven de geschie denis van het gasthuis tracht op te helderen, zijn door hem in hoofdzaak aan de Nijmeegse schepenprotocollen ontleend11. 11 R. A. Gelderland, archief van het klooster Syon bij Doetinchem. 10 J. A. B. M. de Jong, Het oud-archief der gemeente Nijmegen, I, inv. no. 2127. 11 H. D. J. van Schevichaven, Oud-Nijmegen's kerken, kloosters, gasthuizen, stichtin gen en openbare gebouwen, 1909, blz. 175. [45]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1972 | | pagina 23