ten streekarchivarissen aangesteld, doch de stukken, die behoren tot het secre
tarie-archief van hun diverse gemeenten, zijn en blijven eigendom van het Rijk
en zijn en blijven min of meer onvindbaar in een chronologische reeks aanwin
sten. Ik heb indertijd verzocht de stukken van mijn gemeenten te mogen terug
ontvangen, doch ik kreeg niet eens antwoord. In Brabant was de situatie aldus:
Als de archiefinspecteur Bernsen (geen rijksarchivaris zijnde) bij de ordening van
het archief der gemeente X stukken uit het archief der gemeente Y tegenkwam,
dan stopte hij ze niet in de Collectie Aanwinsten van het Rijk, doch in een afzon
derlijke, provinciale reeks. Dit met de bedoeling ze terug te geven als in de be
treffende gemeente ooit nog eens een streekarchivariaat ontstond. Hij wist na
melijk, dat, als hij ze afstond voor de Collectie Aanwinsten, ze er nooit meer uit
kwamen. Ik heb hem toen voorgesteld bedoelde stukken aan het Rijk over te
dragen 'in bewaring van de provincie Noord-Brabant'.
Deze ietwat hysterisch aandoende bezorgdheid voor een paar charters of stuk
ken heeft zich medegedeeld aan het archiefwezen en een collectioneursmentali
teit doen ontstaan, die niets te maken heeft met doelbewuste selectie en vakkun
dig beheer van archivalia, doch alles met het zoveel mogelijk verzamelen van pa
pier. Het is niet ongewoon, dat rijks- en gemeentearchivarissen onder eikaars dui
ven proberen te schieten om een archiefje van anderhalve meter in de wacht te
slepen en dat bloedvetes worden geboren, omdat A meer recht op de nagelaten
zakagenda's van Piet Puk meent te hebben dan B, of omdat B op dezelfde prent
briefkaart biedt als A. Als elke archivaris zijn depót zou uitmesten en afstand
zou doen van de stukken, die elders beter op hun plaats zijn, maar die hij be
waart omdat ze zulke 'interessante gegevens bevatten en je nooit kunt weten
hoe ze nog eens te pas komen', dan zou het archiefwezen een stuk overzichte
lijker worden.
De structuur van het archiefwezen zou moeten veranderen, maar hoe? Algehele
centralisatie op zich geenszins verwerpelijk is niet meer te realiseren, aan
gezien anderhalve eeuw ontwikkeling niet meer is terug te draaien. De gemeen
tearchieven en streekarchivariaten zijn niet meer weg te denken en daar komt
bij, dat zij niet onbevredigend hebben gewerkt. Er is veel gedaan aan inventari
satie, alsook aan de klappering van belangrijke bestanddelen en de opbouw van
documentaire verzamelingen, als prent- en fotocollecties, bibliotheek e.d. Met na
me in de archieven 'in bewaring van het Rijk' zijn millioenen guldens en honderd
duizenden man-uren gestoken om ze toegankelijk te maken, hetgeen durf ik
stellen niet gebeurd zou zijn indien zij in een rijksarchiefdepót zouden zijn
bewaard. Het argument, dat de vervoersmogelijkheden zozeer zijn verbeterd dat
het weinig moeite kost de rijksarchieven te bezoeken, reden waarom de stukken
maar in het rijksarchief moeten blijven, is derhalve geen argument, maar een
ontkenning van de reële situatie die leert, dat het Rijk in anderhalve eeuw bij
zonder weinig in zijn archieven heeft geinvesteerd, zodat ze voor een aanmer
kelijk deel ontoegankelijk zijn, terwijl de gemeenten èn relatief èn absoluut be
zien veel meer tijd en geld beschikbaar hadden.
[36]
De ervaring leert, dat als ergens een gemeentearchief of streekarchivariaat wordt
ingesteld, dit gewoonlijk gepaard gaat met inventarisering en klappering der ar
chieven, alsmede de stichting van een historische kring en de uitgave van een
historisch blad of jaarboek. Tevens is het de normale gang van zaken, dat van
particuliere zijde velerlei aanwinsten in de vorm van archivalia, prenten, foto's
e.d. toestromen en dat een verhoogde historische belangstelling te constateren
is, zowel van de kant van de plaatselijke bevolking als van de beroepshistorici,
tilke streekarchivaris weet uit ondervinding dat vóór het ontstaan van zijn archi-
variaat het zelden of nooit voorkwam dat zijn gemeenten om historische gege
vens werden gevraagd, doch dat al spoedig na zijn komst universitaire instituten,
hoogleraren, scriptieschrijvende studenten, genealogen en oprechte amateurs hem
nodig bleken te hebben. Tevens is het een feit, dat ook de gemeenten zelf, zo
gauw als de streekarchivaris enige orde heeft geschapen, in toenemende mate een
beroep doen op hun oud-archief en al spoedig de voordelen van een streekarchi
variaat gaan inzien, zo zij al niet van het nut overtuigd waren.
Het bovenstaande gebaseerd op ervaringen, die elke gemeente- en streekarchi
varis als de zijne zal herkennen houdt een belangrijke indicatie in, namelijk
dat een plaatselijk archief, of het nu een gemeentearchief of een streekarchivari
aat is, zowel voor de gemeenten als voor de historiebeoefenaren nuttig en zinvol
is. Ik ben er dan ook van overtuigd, dat naar een doelbewuste decentralisatie der
archieven moet worden gestreefd en dat tevens maatregelen getroffen moeten
worden, die de gemeentearchieven en streekarchivariaten in staat stellen een op
timale service te bieden. Dit klemt te meer nu op bestuurlijk niveau aan gewest
vorming wordt gedacht en reeds enkele stadsgewesten van de grond zijn geko
men. Tot nu toe is deze ontwikkeling onopgemerkt aan het archiefwezen voorbij
gegaan en anderzijds blijken de bestuurders dezer gewesten de archieven volko
men over het hoofd te hebben gezien. Er zal echter is mijn stellige overtui
ging een moment aanbreken, dat de bestaande organisatie van het archief
wezen zal moeten verdwijnen, aangezien de integratie van de archieven in de
nieuwe bestuursvormen een dwingende noodzaak zal zijn.
Hopelijk zal de incubatietijd die een dergelijke grondige vernieuwing nu
eenmaal nodig schijnt te hebben niet opnieuw gepaard gaan met onherstel
bare verliezen aan waardevol archiefmateriaal.
Het heeft mij verwonderd, dat de gemeenten gedwongen worden mede te wer
ken aan tal van intergemeentelijke en regionale voorzieningen, maar dat op het
gebied van de archiefzorg een vrijblijvendheid bestaat, die sterk doet vermoeden
dat men de archieven niet belangrijk genoeg acht om er de gemeentelijke auto
nomie voor te doorbreken. De gemeenten mogen weliswaar hun archieven niet
vei waarlozen, doch elke insider weet, dat, als een gemeente weigert voorzienin
gen te ti effen, er weinig of niets aan te doen is. In theorie bestaat de mogelijk
heid het archief van de onwillige gemeente naar het rijksarchiefdepót over te
brengen, doch dit is naar mijn weten nog nooit gebeurd. Met name niet, omdat
de rijksarchieven zó vol zijn (o.a. met rechterlijke archieven en kerkelijke regis-
[37]