Verder meent de heer Graaf huis te moeten wijzen op het menselijk aspect in deze,
waarbij hij doelt op het niet voor ieder aantrekkelijke karakter van de werkzaam
heden die in het kader van de voorbewerking voor de computer moeten worden
verricht. Het feit dat de wetenschap zegt, dat bepaalde werkzaamheden nodig
zijn, overtuigt spreker cr nog niet direct van, dat deze werkzaamheden daarom
ook werkelijk moeten plaats vinden. Naar aanleiding van de laatste opmerking
zegt de heer Van Dijk, dat ponstypistes voor de salarisadministraties op dit mo
ment al geregeld dergelijk werk doen en er zich niet ongelukkig mee voelen.
De heer Renting vraagt aan de heer Van Dijk of het in de bedoeling ligt ook
elders soortgelijke onderzoeken in te stellen als hij thans in Rotterdam doet. De
heer Van Dijk antwoordt, dat dit inderdaad het plan is; men wil de sociaal-eco
nomische situatie in de 19e eeuw zo volledig mogelijk in kaart brengen. Op de
vraag van de heer Renting of de heer Van Dijk over de resultaten van het on
derzoek in Rotterdam eens wat wil publiceren in het Nederlands Archievenblad,
antwoordt de heer Van Dijk, dat hij meent zich in deze enigszins voorzichtig te
moeten opstellen. In principe is hij echter hiertoe wel bereid, nu de opvattingen
over het promoveren aan het veranderen zijn. De heer Renting spreekt de hoop
uit, dat er dan toch zeker over de methoden eens iets in het Nederlands Archie
venblad kan komen.
De heer Schaap suggereert aan deze materie studiedagen te wijden.
Op het voorstel van de heer Ketelaar te recapituleren wat op dit moment gedaan
zou kunnen worden, noemt de heer Schaap
1bij het ministerie een verzoek indienen om bij de regeling van de vernietiging
ook de computergegevens te betrekken;
2. de archivarissen vragen te inventariseren wat de administratie op dit moment
met computers onderhanden heeft.
De heren Renting en Graafhuis menen, dat het gewenst is ook anderen in deze
zaak te betrekken, b.v. S.O.D. en Ned. Vereniging van Bedrijfsarchivarissen.
De heer Ribberink verklaart nogmaals, dat hij met de heer Van Hoboken van
mening is, dat van hetgeen de computer produceert veel weg kan, waarna de
heer Van Hoboken opmerkt dat hij niet heeft beweerd, dat alles uit de computer
weg kan.
De heer Renting meent dat op korte termijn een werkgroep moet worden ge
vormd die het nu besprokene, met inbegrip van de suggesties van de heer Schaap,
nader gaat bezien. Hij zegt toe dat het bestuur van de Vereniging van Archiva
rissen in deze met een voorstel zal komen, zo mogelijk nog vóór het einde van
dit jaar1.
1 In de werkgroep automatisering van de Vereniging van Archivarissen in Nederland,
die onder voorzitterschap staat van Drs. R. A. D. Renting, hebben zitting de heren
Mr. A. L. G. M. van Agt. Drs. H. Bordewijk, H. H. M. Dinkgreve, E. A. Hemken.
Mr. J. H. van den Hoek Ostende, T. van der Hoek, Mr. K. Schaap, Dr. J. E. A. L.
Struick, H. W. van Veldhuizen, Mr. J. H. de Vey Mestdagh, Drs. J. D. Winsemius.
[28]
Op de vraag van de heer De Vey Mestdagh of er ten aanzien van de indicering
van de notariële archieven op dit moment iets te doen valt, antwoordt de heer
Ribberink dat dit voorlopig even overgelaten moet worden aan de desbetreffende
commissie uit de Archiefraad.
Het voorstel van de heer Graafhuis in de werkgroep ook enkele personen uit de
universitaire sfeer en het bedrijfsleven op te nemen, wordt niet overgenomen,
aangezien men vindt dat het hier d.w.z. op het punt van de bewaring en ver
nietiging om een specifiek probleem van de overheid gaat. De heer Schaap
acht het we! nodig er een computerdeskundige bij te vragen.
Na een kort dankwoord aan alle aanwezigen en in het bijzonder aan de heer Van
Dijk, sluit de heer Renting omstreeks 12.30 uur de bijeenkomst.
H. W. van Veldhuizen
SUMMARY
Archives and the computer.
On November 29, 1971 a meeting was held in the buildings of the Municipal
Archives in Rotterdam on the important problem of archives and mechanical
data processing. There are two sides to this problem. On the one side there is the
use of the computer to the benefit of the public record institutions themselves,
e.g. for indexing. On the other side, with the development of the computer, more
and more data are recorded on magnetic tape and on microfilm by way of the
punch-card. In connection with this one must beware that no valuable infor
mation is wiped out without the knowledge of the archivist.
Mr. H. van Dijk of the Dutch School of Economics in Rotterdam, who made use
of the computer in an extensive demographic study, read a paper on 'The Use
of the Computer in Historical Investigation'. He made an inventory of what has
been done with the computer up till now in broad outline and came to the con
clusion that quite a lot of research has been done in this way in the fields of
voting-behaviour and the behaviour of the electorate, prosopography, research
into social movements and into the social structure and demography. After having
given a short account of the working of the computer, the speaker wondered
when the computer is labour-saving. This is usually the case with extensive in
vestigations where a combination of data is required.
After an elaborate discussion in which a great deal of attention was given to
both aspects of the problem of computers, the chairman of the Society of Ar
chivists in the Netherlands who also presided this meeting, gave as his opinion
that a work-group should study the subject further. The committee of the society
will make a proposal to this end.
[29]