de werkzaamheden van het kapittel. Dit laatste bestaat uit stukken betreffende zeven vicarieën op altaren in de kapitelkerk, waarbij men ook het oudste stuk van het kapittelarchief, een charter van 1323, betrekking hebbend op de fundatie van het St. Jorisaltaar, aantreft, en betreffende enkele andere officia. Drs. Haas constateert in zijn inleiding, dat gegevens aangaande de geestelijke activiteiten van het kapittel uiterst schaars zijn. Na de bijlage volgt een regestenlijst van 106 akten, voornamelijk eigendomsbewijzen van renten en pachten, in originali uf afgeschreven in het cartularium, uit de jaren 1312-1400, waarna een index ep de persoons- en plaatsnamen de inventaris afsluit. We kunnen het Rijksarchief in Limburg, waar deze uitgave te koop is, gelukwensen met deze goede start van een serie, die veelbelovend kan worde a genoemd. P. H. J. van der Laan G. H. AVenner, Inventaris van het archief der Schepenbank Nieuwstadt. Maastricht 1971. In de nieuwe serie inventarissen, uitgegeven door het Rijksarchief in Limburg van aldaar berustende archieven, werd gepubliceerd de Inventaris van het archief der schepenbank Nieuwstadt, samengesteld door G. H. A. Venner, die op dit Rijksarchief werkzaam is. Het is wederom een aantrekkelijke uitgave, ditmaal verlucht met grote foto's van het zegel, een plattegrond, een schepenakte en een tekening van de kerk van Nieuwstadt. De inventaris is op overzichtelijke wijze, met ruime interlinie gedrukt. De inleiding is om verschillende redenen in teressant Men wordt geconfronteerd met de ingewikkelde staatkundige verhou dingen in de Limburgse geschiedenis, bovendien met enkele aspecten van de stedengeschiedenis, waaronder filiatie, hoofdvaart en de stedelijke functionans- sen in al hun verscheidenheid wat betreft benaming, aanstelling en bevoegdheden. Nieuwstadt, vroeger ook Elsene genoemd, een dorpje ten noorden van Sittard. was gelegen in het Overkwartier van Gelre in de heerlijkheid Montfort, welke heerlijkheid in handen was van de graven/hertogen van Gelre. In 1277 komt de plaats reeds als stad voor, maar in de 16de eeuw ging ze als zodanig feite lijk teniet In 1647 stond koning Philips IV van Spanje de heerlijke rechten van Montfort af aan Frederik Hendrik en diens opvolgers (o.a. de koning van Pruisen); de souvereine rechten van de Spaanse koning kwamen in 17, aan de Staten-Generaal, daar Montfort toen tot Staats-Overkwartier ging be- horen. De vertegenwoordiger van de heer van Montfort was de drossaard o ro die de zeven, later vier schepenen van Nieuwstadt benoemde uit een voordracht van de zittende schepenen. De president van de schepenbank was de scholtis, be noemd door de heer of de drost. Beurtelings fungeerden de schepenen als gerichtsburgemeester, waarvan de heer Venner de taak nog niet heeft kunntn achterhalen. Verder was er nog een pey- of gemeenteburgemeester, die geen schepen was, vooral belast met de zorg voor de openbare werken. Ook de schepenbank had een bestuurstaak, waarop de meeste van de 240 inventarisnum mers betrekking hebben. Onder de stukken, die de neerslag van deze bestuurs taak zijn, wordt een grote plaats ingenomen door de rekeningen van de land- schat, jaarlijks geïnd door de peyburgemeester en twee schatheffers, en door de rekeningen van de kerk-, gasthuis- en armenmeesters, die door de schepen bank werden afgehoord. Als rechterlijk lichaam had de schepenbank criminele, correctionele, civiele ai voluntaire rechtspraak. Van de vier procesdossiers, lopende over de periode 1594-1796 (tevens ongeveer de periode die het archief bestrijkt), heeft de heer Venner een tafel samengesteld, waarin de beginjaren, aanklagers en aange- tlaagden benevens de geschilpunten der processen zijn opgenomen. Op de aan- ilagers en aangeklaagden vervaardigde hij nog naamklappers. Een nuttige af sluiting van de inventaris is de uitvoerige opgave van bronnenpublicaties en litte ratuur over de geschiedenis van Nieuwstadt. P. H. J. van der Laan Het Koninklijk Huisarchief, Geschiedenis en Overzicht door E. Pelinck, 's-Gravenhage 1971. Ia 1962 werd een commissie van advies ingesteld, bestaande uit de directeur an de Koninklijke Bibliotheek, de Hoofddirecteur van het Rijksmuseum en de Algemene Rijksarchivaris, om rapport uit te brengen over de status van het Huisarchief, vooral met het oog op de toekomst, waarbij de nodige aandacht «rd besteed aan dergelijke instellingen in het buitenland. Per 1 mei 1965 werd irs, E. Pelinck tot adviseur voor het Koninklijk Huisarchief benoemd. Per 1 ebraari 1966 volgde zijn aanstelling tot directeur. Het Koninklijk Huisarchief omvat, hoewel het archief verreweg het belangrijkste s, veel meer dan men, afgaande op de naam zou vermoeden. In de eerste plaats itn tamelijk omvangrijke bibliotheek, dan een museum met zaken veelal af- somstig van of betrekking hebbend op leden van het Huis, een miniaturen- en tffl penningverzameling en voorts onder meer een documentatieafdeling, weer verdelen in de afdelingen prenten, foto's, krantenknipsels en discotheek en geluidsbanden. Tenslotte wordt tegenwoordig het gehele schilderijenbezit van Hare Majesteit de Koningin door het Huisarchief geadministreerd en voorzover liet in gebruik aldaar bewaard. Ha 1945 heeft de taak van het Huisarchief zich in die zin gewijzigd, dat deze ■stelling meer en meer een verlengstuk van de andere hofdepartementen is worden omdat de jongere archieven van deze departementen na korte tijd aan 4 Huisarchief worden overgedragen. het grootste deel van het archief bestaan getypte of met de hand geschre- inventarissen, tezamen meer dan honderd. In het thans gepubliceerde over- [210] [211

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 26