archiefschool het na de bijeenkomst op 12 januari bijgewerkte complete rapport steeds inzien. Aan de enquête werd medegewerkt door bijna alle rijks- en gemeentearchivaris sen in Nederland, een van de streekarchivarissen, enkele provinciale inspecteurs en beheerders van waterschapsarchieven. Bij ongeveer de helft van de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen bestaat geen mogelijkheid stagiaires, al dan niet bezoldigd, aan te nemen. De oorzaak is is bijna alle gevallen een nijpend gebrek aan ruimte. Daarnaast worden als redenen genoemd: te weinig geschikte archieven die zich voor inventarisering door een stagiair lenen, onvoldoende personeelsbezetting van de dienst, waardoor het be geleiden van een stagiair te zeer ten koste van andere werkzaamheden zou gaan. Een streekarchivaris meent dat in het algemeen van een behoorlijke begeleiding door de streekarchivaris weinig terecht kan komen. Inderdaad zal, zo meen ik, door de aard van het streekarchivariaat een geregeld toezicht op de stagiair moei lijk zijn. De begeleiding zal alleen voldoende kunnen zijn, indien het streek archivariaat beschikt over voldoende bureauruimte, waar bij voortduring een ge diplomeerd archiefambtenaar werkt. Een der provinciale inspecteurs merkt op dat z.i. de provinciale inspecteur krach tens de aard van zijn functie niet de figuur is om stagiaires op te leiden. Deze mening deel ik niet ten volle. Ook hier geldt dat de inspectie moet beschikken over voldoende bureauruimte waar bij voortduring of althans zeer regelmatig een gediplomeerd archiefambtenaar werkt. De praktijk leert dat voldoende geschikte archieven waarvan de inventarisatie als werkstuk kan worden opgedragen cn waarmede de stagiair de praktijk kan leren, voorhanden zijn. Met het oog op de toekomst lijkt het ook niet onverstandig een aantal archiefambtenaren juist in d; praktijk van de provinciale inspectie op te leiden. Jammer genoeg biedt het Ar- chiefbesluit formeel geen mogelijkheid om een adspirant-hoger archiefambtenaar onder toezicht van een provinciale inspecteur de stage te laten vervullen. In de praktijk kan daarvoor echter een oplossing worden gevonden. Ter bespreking blijven over de antwoorden van de beheerders van rijks- en ge meentelijke archiefbewaarplaatsen, waar wél stagiaires werkzaam zijn, zijn ge weest, c.q. kunnen zijn. Allereerst de honorering van de stage. Onder honorering wordt hier iedere vorm van financiële tegemoetkoming verstaan. De volgende vormen worden door mij onderscheiden: dienstverband a. bezoldiging krachtens een benoeming op een formatieplaats: vaste of tijde lijke aanstelling, dan wel op arbeidsovereenkomst; b. bezoldiging gedurende de tijd van de stage (meestal krachtens een arbeids overeenkomst); geen dienstverband c. financiële tegemoetkoming of toelage, zonder dat sprake is van dienstver band (aanstelling of arbeidsovereenkomst) (niet terug te betalen); d. beurs (terug te betalen); e. studiekostenvergoeding (niet voor levensonderhoud). Er dient nog op gewezen te worden dat in sommige gevallen een stage bij een rijks- of gemeentelijke archiefbewaarplaats of provinciale inspectie gehonoreerd wordt op grond van de Wet sociale werkvoorziening met name wanneer het om scholing betreft. Gedurende het studiejaar 1970-1971 werden 6 adspirant-middel- bare archiefambtenaren op deze wijze gehonoreerd. In dit rapport komt deze vorm van honorering verder niet ter sprake. Mogelijkheid d (terug te betalen beurs) komt niet voor. Wel wordt veelvuldig (o.m. bij de rijksarchiefdienst) van een 'stagebeurs' gesproken: dit betreft dan echter óf een bezoldiging met een tijdelijk karakter, meestal krachtens een arbeidsover eenkomst (mogelijkheid b) óf een financiële tegemoetkoming (mogelijkheid c). Ook in de beroepsvoorlichting blijkt de bij de rijksarchiefdienst gebruikelijke term 'stagebeurs' aanleiding te geven tot misverstand. De mogelijkheden b en c kunnen m.i. het beste worden aangeduid als 'stagebezoldiging' respectievelijk 'stagetoelage'. Het zou mogelijk kunnen zijn (uit het enquêtemateriaal valt dit niet op te ma ken) dat een niet bezoldigde stagiair wel een studiekostenvergoeding ontvangt en dus wel gehonoreerd wordt. Dit is bv. bij de rijksarchiefdienst het geval: bezoldigde en onbezoldigde stagiaires krijgen de kosten van het reizen naar en van de plaats waar de lessen aan de rijks archiefschool worden gegeven en de in verband met excursies van de school te maken reiskosten vergoed. De meeste gemeentelijke regelingen voor vergoeding van studiekosten stellen echter als voorwaarde dat betrokkene in dienst is (a of b) van de gemeente. De vergoeding van stagiaires bij de Nijmeegse gemeentelijke archiefdienst die krachtens een regeling met het Katholiek Docu mentatie Centrum zijn tewerkgesteld, geldt als studiekostenvergoeding (e), doch heeft veeleer het karakter van een toelage (c). Bij een tweetal gemeentelijke achiefbewaarplaatsen die wel stagiaires kunnen plaatsen, bestaat generlei mogelijkheid tot honorering: hier kunnen dus alleen vo lontairs (hieronder versta ik ongehonoreerde stagiaires) werkzaam zijn. Bij twee andere gemeentelijke archiefdiensten waar thans geen mogelijkheid tot honorering is, bestaat het voornemen in de nabije toekomst tot honorering over te gaan. Van de gemeentearchivarissen die antwoordden dat bij hun dienst een mogelijkheid tot honorering van stagiaires bestaat, verklaren twee gemeentearchi varissen dat ook wel ongehonoreerde stagiaires worden aangenomen. Een derde gemeentearchivaris doet dit alleen op verzoek van de stagiair, daar hij het niet oorbaar acht een ongehonoreerde stagiair aan te nemen. Elders (bij twee ge meentelijke bewaarplaatsen) wordt de stage, indien gewenst, bij uitzondering niet gehonoreerd. Bij de rijksarchiefdienst kunnen ook onbezoldigde stagiaires wor den aangenomen; het streven is er op gericht het aantal onbezoldigde stages zo veel mogelijk te beperken. Een viertal gemeentearchivarissen neemt geen onbe zoldigde stagiaires aan. [182] [183]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1971 | | pagina 12