en registerkamer. Het memoriale verdeelt hij in drie afzonderlijke bestanddelen.
De bladen duidt hij aan met de Romeinse foliëring. Hij vermeldt ontbrekende en
onbeschreven bladen. Verder deelt hij mee, welke handen er tijdens het bij
houden in BG hebben geschreven; dit in het kader van zijn onderzoek naar de
handen die in elk der registers en memorialen hebben gewerkt en naar de
namen van de personen die deze handen in gebruik hadden. Ook geeft Van
Riemsdijk een beschrijving van de inhoud der drie onderdelen en nog enige
kleinere bijzonderheden. In het tweede hoofdstuk tenslotte komt er een korte
uitleg van de driedeling en wordt het slechte bijhouden van BG gesignaleerd'26.
Het is hier de plaats om nadere aandacht aan de driedeling van Van Riemsdijk
te wijden. Zij luidt als volgt:
'a. Beschikkingen van Albrecht en zijn raden omtrent breuken in Zeeland April-
Mei 1386...'
'b. Acten en beschikkingen omtrent staats- en rechtszaken van Holland en Zee
land, door Albrecht en zijne raden behandeld, Nov. 1377-Febr. 1378, 1379,
Dec. 1381-Nov, 1382
'c. Acten en beschikkingen als voren, Juli 1382-Juni 1384, Juli 1386-Aug. 1390
en Febr. 1394
Het onderdeel a wordt zo genoemd, omdat het oorspronkelijk vóór in het
memoriale gebonden was. Cornelis Oem beschrijft het zo en de Romeinse foli
ering begint bij dit onderdeel. De beschrijving van BG in de inventaris Gapinge
geeft geen indicatie, a omvat de bladen 1-19; de folia 12-19 ontbreken. Zij zijn
van het memoriale afgesneden, want er zijn nog acht reepjes achter folio 11
zichtbaar. Tegenwoordig is a niet meer voorin gebonden, maar in het gedeelte
c, tussen de folia 76 en 77. Wanneer dit gebeurd is, is onzeker. Aan de date
ring, die Gousset van BG gaf, is te zien, dat het toen nog op de oude plaats
zat27, tijdens de foliëring van Van Limburg Brouwer zat het al op de huidige
plek. Waarom is dit gebeurd en is dit juist? Het gedeelte a met de aantekeningen
uit 1386 bevindt zich nu temidden der noties uit 1387 op de grens tussen twee
katerns van het gedeelte c. Zo a hier al ooit heeft gelegen, dan lijkt dit in
geen geval de juiste plaats. De vorige katerngrens ligt tussen de folia 64 en 69.
De laatste aantekening van folio 64 is van juni 1384, de eerste van folio 69 zal
waarschijnlijk van eind 1386 zijn. Het is minder onwaarschijnlijk, dat a hier
thuis hoorde.
Het lijkt namelijk verreweg het meest plausibel, dat a, zoals Van Riemsdijk stelt23,
nimmer deel van c heeft uitgemaakt. Inhoudelijk verschilt het van c (en ook van
b) en bovendien is het papier van een geheel andere soort, a heeft duidelijk meer
van de tand des tijds geleden dan de rest van BG. Voor de klerk die in de
15de eeuw de Romeinse foliëring in BG aanbracht heeft a ook niet meer
organisch in c gepast en misschien wist hij toen meer, dan wij nu. De toen
malige volgorde a-b-c laat ruimte voor de veronderstelling, dat men reeds in
26 vR„ p. 526, 642.
27 LRK, inv. nr. 369, voorbericht f. 13r.
28 vR., p. 642.
[28]
die tijd a apart van b c zag. Het lijkt na dit alles zelfs waarschijnlijk, dat a
kort na zijn ontstaan ten onrechte bij de rest van BG gevoegd is en eigenlijk
een afzonderlijk memoriale geweest is, een reismemoriaaltje, dat tijdens een ver
blijf in Zeeland werd gebruikt bij ontstentenis van het lopende exemplaar. De
kans is heel groot, dat Van Riemsdijk niet radicaal genoeg geweest is. Indien
a geen deel uit gemaakt heeft van c, wat dus vrijwel zeker is, moet het óf voorin
óf achterin BG gebonden worden, óf, beter, in een afzonderlijke band worden ge
vat. De huidige toestand is een misstand en is in strijd met de regels voor het
ordenen en beschrijven van archieven, al is het te begrijpen, dat men met het
oog op schade de status quo heeft gehandhaafd.
Van Riemsdijk onderscheidt verder uitdrukkelijk de delen b en c. b ligt tegen
woordig vooraan in BG. Of dit gedeelte compleet is, is niet met zekerheid te
zeggen. Tussen de bladzijden 31v en 32r is, wat de data der genoteerde han
delingen betreft, een ruim tijdsinterval van twee jaar. De folia 31 en 32 zitten
in het midden van een katern; er zullen dus wel bladen tussen gelegen hebben.
Wat de tijd van bijhouden betreft, overlappen b en c elkaar gedeeltelijk, b is
bijgehouden tot november 1382, c begint met 26 juli van dat jaar20. Het gedeelte
b is duidelijk niet meer voortgezet: de folia 18-24, de zeven laatste van het katern,
dat b vormt, zijn onbeschreven. Van Riemsdijk neemt aan, dat opnieuw is be
gonnen, omdat een nieuw rekenplichtig ambtenaar optrad, de latere tresorier
heer Willem Garbrandsz. Daar volgende memorialen ook wel bij een nieuwe
tresorier beginnen30, is deze stelling wel aannemelijk. Dat een nieuwe afdeling
begint, valt niet uit de eerste bladzij van c af te leiden, noch overigens uit die
van b. Men hechte niet te veel betekenis aan het enige tijd naast elkaar bij
houden van b en c. Van de laatste vier aantekeningen uit b gaan er zeker
drie over hetzelfde onderwerp als de onmiddellijk daaraan voorafgaande notitie
van 14 juli 1382, de laatste, die in b vóór 26 juli gemaakt is31. De rest van de
aantekeningen is waarschijnlijk alleen maar bijgeschreven, omdat het over de
zelfde aangelegenheid ging.
De afdeling c loopt volgens Van Riemsdijk tot het einde van BG door. Dat
dit zo geweest is, is bepaald niet aannemelijk. Met Kruisheer kan men het
eens zijn, wanneer hij stelt, dat Van Riemsdijk te veel de neiging had om hecht
samenhangende structuren te zien. Wat gezegd wordt over de opvattingen over
de registers van 1316-133632, geldt ook voor die over het gedeelte c van BG.
Dit probleem kan echter beter later bezien worden.
Opvallend is, dat Van Riemsdijk met geen woord rept van het werk van Van
Limburg Brouwer. Dit was reeds lang voltooid, toen hij aan zijn boek werkte.
De kans lijkt heel groot, dat het opus van de archiefambtenaar zoek was ge
raakt, want een beschrijvende potloodaantekening uit 1948 van Mr. B. van
29 BG, f. 17v, 25r.
30 vR., p. 642-3.
31 BG, f. 36r-v.
82 J. G. Kruisheer, De registers van Pieter van Leiden. In dit blad, 72, 1968, p. 27-111.
Het aangehaalde op p. 46.
[29]