slechts de delen die opgeborgen waren in Cas AQ9. Cas R vinden we niet ge
noemd.
Maar dan maakt in 1580 de griffier van de registerkamer Cornelis Oem zijn
beroemde inventaris op. Uitgebreid beschrijft hij de door hem aangetroffen de
len. BG komt weer aan bod. Begin- en eindjaar worden gegeven, alsmede het
begin van de eerste en van de laatste notitie, het totale aantal bladen, het
aantal beschreven folia, de bladen waar notities zijn doorgestreept en de folia
waar stukken waren ingeschoven10.
Omstreeks 1680 werd een copie van het memoriale gemaakt. Deze berust mo
menteel in het Rijksarchief in de provincie Noord-Holland11. De opdracht tot
copiëren werd gegeven door Gecommitteerde Raden van Holland12. Dat het
een officieel bedoelde copie is, blijkt ook hieruit, dat op elk blad staat: 'Collata
bij mij, griffier der Leenen'. Maar getekend is er nergens en gewaarmerkt is de
copie dus niet13. Alle notities zijn overgeschreven, als de genomen steekproeven
althans niet bedriegen. Zeker bedriegen echter de transscripties. Na van des
kundige zijde een aanwijzing in die richting te hebben gekregen14, leek het
mij wenselijk, hier aandacht aan te besteden.
Daar zijn in de eerste plaats pure slordigheidsfouten1". Verder komt het veel
voor, dat de copiist bepaalde woorden moderniseert111. De in Romeinse cijfers
gegeven jaaraanduidingen in bepaalde aantekeningen zijn door aanduidingen in
woorden vervangen. Marginalia zijn niet steeds overgenomen1'.
Misschien werd de copie tenslotte niet gewaarmerkt om al deze fouten. Voor
wie de letterlijke tekst van de notities uit BG wil leren kennen, is ze op zijn
best onbruikbaar. Maar toch kan de copie in vele gevallen een steun betekenen
bij het lezen. Kennelijk gemaakt vóór BG door het vocht geteisterd werd, kan ze
licht brengen in de door dat vocht ontstane duisternis van sommige notities18.
Over de plaats van de vroeger ingeschoven stukken wordt nuttige informatie
verschaft.
Medio 18de eeuw gaf de raadpensionaris van Holland, Pieter Steyn, in zijn
functie van registermeester aan Martinus Gousset, commies van de leenkamer
9 Voluit: 'Inventaris van Charteren, Brieven, Titulen en Munimenten, bevonden in
de Registercamer van Holland in 's-Hage gemaakt de 16e April en volgende dagen
1552'. LRK, geen nummer. Zie f. 223r-236v.
10 Inventaris van de registeren, bouck, blaffaerden, papieren ende munimenten van
de registercamer van Hollandt (LRK, inv. nr. 409), f. 121 r.
11 Verzameling aanwinsten, inv. nr. 64.
12 vR„ p. 703.
13 vR„ p. 703.
14 Vriendelijke mededeling van Mr. J. W. Groesbeek, Rijksarchivaris in de pro
vincie Noord-Holland.
15 Bijvoorbeeld: BG, f. 26v, onderaan, wordt van Zuid-Holland gesproken, maar
copie, f. 39v spreekt van Noord-Holland. BG, f. 20r 'mit sinen rade', maar copie, f.
22r 'mit hoir
16 BG, f. 20v goed, maar copie, f. 24r goedt.
17 BG, f. 21v, copie, f. 26r.
18 BG, f. 51r, copie, f. 72r.
[26]
opdracht een algemene index op de registers te maken10. Gecommitteerde Ra
den legden Gousset een jaargeld toe. In deze index zijn ook gegevens uit BG
verwerkt. Het volgnummer van BG in de lijst van gebruikte delen is niet,
zoals Van Riemsdijk schijnt te suggereren, 63, maar 7420.
Toen in de tweede helft van de 19de eeuw de zorg voor de archieven het
embryonale stadium ontwies, ging dit niet aan BG voorbij. Een tamelijk uit
gebreide inhoudsopgave in de volgorde der foliëring (al deed men wel enige
poging tot rubriceren) werd gemaakt en een inleiding geschreven. Dit ge
beurde binnen het kader van een dergelijke behandeling van alle memorialen
van de doorlopende serie tot het jaar 142821. De hand waarmee geschreven is
is vrijwel zeker dezelfde als die van de 'inhoudstafel op de registers van de re
kenkamer I-VIII, 1445-1533'22. Nu kan worden nagegaan, dat deze 'inhouds
tafel' geschreven is door de wetenschappelijk ambtenaar van het (toen nog) Rijks
archief, Mr. P. A. S. van Limburg Brouwer (1829-1873)23. Verdere gegevens
over het maken van de inhoudsopgave der memorialen ontbreken, maar we kun
nen veilig aannemen, dat Van Limburg Brouwer de schrijver is. De betrokkene
bezorgde ook een uitgave van de charters uit het Bourgondische tijdvak24. De vol
gende archiefambtenaar die het memoriale beschreef was de Algemene Rijksarchi
varis Jhr. Van Riemsdijk wiens werk verderop behandeld zal worden.
Van Riemsdijk verrichtte niet alleen beschrijvend, maar ook afschrijvend werk
met betrekking tot BG. Uit een zeer groot aantal registers, memorialen en re
keningen, ook uit BG, maakte hij afschriften van notities om materiaal te
verzamelen over de rechtspraak van de graaf van Holland. Maar vóór hij kon
gaan publiceren, stierf hij. J. Ph. de Monté ver Loren gaf toen een aantal
van de afschriften uit (1932-1934)25. De uitgever rubriceerde de notities naar
de verschillende rechterlijke bevoegdheden van de graaf. Zo kwam hij tot acht
tien hoofdstukken waarbinnen de aantekeningen per zaak en de zaken zoveel
mogelijk chronologisch werden gerangschikt. De notities uit BG zijn voor onge
veer 30% in deze uitgave opgenomen.
We zullen nu de belangrijke beschrijvende arbeid van Van Riemsdijk bespreken.
In het tweede gedeelte van zijn magnum opus wijdt hij aandacht aan BG. In
het eerste hoofdstuk beschrijft hij de diverse delen uit het archief van de leen-
19 vR., p. 703: Nieuwe geëxtendeerde en alphabetische index (LRK, inv. nrs. 369-403).
20 LRK, inv. nr. 369, voorbericht f. 13r.
21 ARA, inventaris 119 (hierna geciteerd als vLB). De memorialen buiten de lo
pende serie niet bewerkt.
22 ARA, inventaris 123. Vriendelijke mededeling Drs. I. Fox, Rijksarchivaris Derde
Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. De handen lijken ook mij gelijk.
23 Verslagen omtrent 's-Rijks Oude Archieven 1865-1877, 's-Gravenhage, 1914, p. 58.
24 Boergoensche charters 1428-1482, verzameld door Mr. P. A. S. van Limburg
Brouwer. Derde Afdeling van het oorkondenboek van Holland en Zeeland, Amsterdam-
Den Haag 1869.
25 De rechtspraak van de graaf van Holland door wijlen Jhr. Th. H. F. van
Riemsdijk, bewerkt door J. Ph. de Monté ver Loren, 3 delen, Utrecht 1932-1934.
(Werken der Vereniging tot uitgaaf der Bronnen van het Oud-Vaderlandse Recht, derde
reeks, nr. 2, 4, 5.) (hierna geciteerd als: RGH). Zie vooral dl. I, p. V.
[27]