particulier kan in de papieren van de overheid bevestiging zoeken van recht. De ad
ministratie en de wetenschap kunnen er in het verleden speuren naar de zin van het
heden. Velen menen met de regering, dat een termijn van vijftig jaren alvorens de
archieven openbaar worden, te lang is voor deze veradministreerde maatschappij.
Men dient dan zeker te helpen de thans reeds bestaande toegankelijkheidsvoorschrif
ten uit te voeren en voor alle maatschappelijke sectoren te verwerkelijken.'3
De openheid ten opzichte van de koloniale archieven is door mevrouw Meilink
voorbeeldig gerealiseerd. Haar geëngageerde, maatschappelijk bewogen taakopvat
ting was richtinggevend voor hen die nu de archiefwet 1962 moeten uitvoeren. De
algemene rijksarchivaris bracht in herinnering, hoe mevrouw Meilink het contact
met de Indonesische archiefdienst tot stand heeft gebracht, welke betrekkingen in
1970 na het bezoek van minister Klompé aan Indonesië en van president Suharto
aan Nederland in een nieuw stadium zijn getreden. 'Wij rekenen, aldus de heer Rib-
berink, op een goede samenwerking met U in uw nieuwe functie te Leiden, en zullen
niet aarzelen in voorkomende gevallen uw 'advies, bericht en consideratie' in te win
nen'. Ten bewijze van dit voornemen overhandigde hij prof. Meilink onder hilariteit
van de aanwezigen een lijvig manuscript ter beoordeling.
Vervolgens sprak de heer Roessingh, de opvolger van mevrouw Meilink als hoofd
van de le afdeling, de scheidende rijksarchivaris toe. Omdat de heer Ribberink al
het nodige over de nieuwe werkkring had gezegd, wilde hij zich beperken tot een
omzien naar haar 40-jarige archiefloopbaan. In 1930 deed Nettie Roelofsz als volon
tair haar intrede op het Algemeen Rijksarchief, gewapend met het diploma MMS
en de akte MO geschiedenis. In hetzelfde jaar legde zij het examen archiefambtenaar
2e klasse met goed gevolg af. Tot 1937 bleef zij als volontair -het was crisistijd
verbonden aan de 3e afdeling, waar zij een groot aantal archieven beschreef. Na
zeven magere jaren werd mejuffrouw Roelofsz benoemd tot adjunct-commies bij de
eerste afdeling, waar zij, onder leiding van de rijksarchivaris mr. Bijlsma, samen
werkte met mejuffrouw Drossaers. Men krijgt de indruk, dat de befaamde break
down toen al plaats vond; meer dan de helft van de tijd werd besteed aan inlichtin
genwerk. Daarnaast was er de gestage arbeid aan het VOC-archief. In 1946 legde zij
het archief examen le klasse af en in 1951 cum laude het doctoraal examen geschie
denis aan de universiteit van Amsterdam. Hetzelfde jaar 1951 bracht de benoeming
tot chartermeester in vaste dienst. Bij deze opsomming is een belangrijke gebeurtenis
overgeslagen: het verschijnen, in 1943, van het boek De Nederlanders ter Kuste
Malabar. Dit werk kreeg pas veel later de aandacht die het verdiende, en is te be
schouwen als een voorafschaduwing van het thema dat mevrouw Meilink later in
breder verband in haar dissertatie zou behandelen, n.l. de Aziatische handel en de
Europese invloed daarop.
In 1952 huwde zij dr. P. A. Meilink, in vroeger jaren haar leermeester in de 3e
afdeling. De heer Roessingh zei onmogelijk te kunnen schetsen wat dit huwelijk
voor haar aan goeds heeft betekend en wilde slechts citeren hetgeen zij van hem ge-
3 Minister dr. M. A. M. Klompé, Ned. Staatscourant 4 maart 1970, nr. 44.
[14]
Mevrouw Meilink te midden van vertegenwoordigers van het Departement van
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en collega's tijdens de toespraak van de
algemene rijksarchivaris
tuigt in het voorwoord van haar proefschrift: 'His wide knowledge of medieval
European trade in the Baltic area led me to compare and contrast the two worlds of
East and West and thus helped me to obtain a deeper insight into the differences
and similarities between the various problems involved.'
'Met uw promotie alweer cum laude in 1962 en het ook formeel aanvaarden
van de leiding van de eerste afdeling in 1964 bevind ik mij op vaster grond, omdat ik
van 1961 tot 1963 als stagiaire en vervolgens als chartermeester in de eerste afdeling
onder uw leiding heb mogen werken. Zonder overdrijving kan ik stellen, dat ik mijn
vorming als archivaris aan U heb te danken. Uw leiding was begeleiding, stimu
lerend, belangstellend, zonder nadrukkelijk of bedillerig te zijn. Wat ik altijd heb
bewonderd was de vanzelfsprekendheid, het schijnbare gemak (ik weet heus wel
dat het niet moeiteloos ging) waarmee U artikelen schreef, lezingen hield en tentoon
stellingen voorbereidde. De presentatie van deze arbeid was daardoor m.i. dikwijls
te bescheiden; ik denk aan de voordracht over het Nederlands archiefwezen, die al
leen in het Japans is gedrukt, en het overzicht van de bronnen betreffende de ge
schiedenis van Azië in het Algemeen Rijksarchief, tot voor kort alleen in een Thai-
landse uitgave verkrijgbaar. Men zou mij kunnen verwijten, waarom ik niet het ini
tiatief heb genomen tot bundeling van deze publicaties, maar het is al gezegd: dit
[15]