fiche juist toe, vooral omdat het veel gemakkelijker is op die fiches een bepaalde
plaats terug te vinden. Bij de film moet men altijd rollen. Dr. Struick vraagt of
men in Nederland apparatuur voor microfiches kan kopen. Volgens dr. Hart wel,
H. J. van Meerendonk merkt op, dat rolfilms meer aan slijtage onderhevig zijn
dan microfiches. Ook de bewaring is moeilijker. Bij de fiches bewaart men het
negatief als moederfiche en gebruikt het positief voor projectie. Drs. M. P. H.
Roessingh deelt mede, dat hij een rapport over microfiches heeft opgesteld. In
verband met het intensieve gebruik, dat van bepaalde registers van de Verenigde
Oost-Indische Compagnie wordt gemaakt, moeten deze inderdaad verfilmd wor
den. Sommige experts stellen voor het origineel op een film te brengen en daar
van microfiches te maken. Dat vindt dr. Hart geen slechte gedachte. Drs. Roes
singh vraagt hem hoeveel opnamen er op één fiche kunnen. Volgens dr. Hart
afhankelijk van de omvang van het stuk 12 of 16. Ook de gebruikte vergrotings-
faktor en jackets spelen daarbij een rol. Drs. Roessingh komt bij groot-folio-delen
tot 6 opnamen, d.w.z. 12 bladzijden, per fiche. Overigens prefereert hij in som
mige opzichten de film.
Drs. J. A. ten Cate vraagt zich met betrekking tot het inventariseren per com
puter af of de computer-taal niet nog al te zeer in statu nascendi is om voor de
archivaris bruikbaar te zijn, en informeert hoe dat in Amerika is. Dr. Hart meent,
dat de mogelijkheden om met die taal te werken er wel zijn, zeker in Amerika.
Maar zij heeft meerdere mogelijkheden en men moet ermee leren werken en als
gezegd zeer exakt zijn in zijn beschrijvingen. Volgens drs. Ten Cate lijkt het
coderen voor de computer meer op indiceren.
E. J. Th. A. M. van Emstede heeft een plastificeermachine gezien en vraagt of
die apparaten goed zijn. Dr. Hart zou eerst moeten weten welk apparaat vraag
steller heeft gezien voor hij een oordeel geeft. Verder moet men zeer oppassen
met het materiaal en dat zorgvuldig testen.
Collega Van Emstede merkt vervolgens op, dat men archieven tegenwoordig
graag onder de grond stopt. Dat leidt tot te grote vochtigheid. Wat zijn de erva
ringen van dr. Hart in dit opzicht? Deze antwoordt, dat b.v. ook de Russen
kelders onder hun depóts hebben maar hun archieven bovengronds bewaren,
Mej. mr. A. J. Versprille voegt daaraan toe, dat het bouwen van kelders zeer
duur is.
H. G. Wondaal vraagt naar de houdbaarheid van films. Volgens dr. Hart staat
daarover nog weinig vast. In elk geval zijn films copieerbaar. De bewaring daar
van stelt bijzondere eisen, b.v. een temperatuur van 1822 gr. C. Men moeter
bovendien op letten, dat films kunnen uitzetten en inkrimpen en daardoor zich
zelf beschadigen. In Amerika zijn 'spots' op films voorgekomen. Men onderzoekt
thans de oorzaak daarvan.
Collega Wondaal wijst erop, dat er bovendien voor de films telkens nieuwe mate
rialen worden gebruikt. Ook daarop moet worden gelet. Dat is dr. Hart met hem
eens.
De voorzitter bedankt dr. Hart voor zijn mededelingen en merkt op, dat in hem
het archiefwezen iemand heeft met een technische knobbel, een uitzondering ia
170-]
onze kringen, die uit zichzelf nagaat wat de archivarissen elders in de wereld,
o.a. de VS en Rusland, doen. Eigenlijk zou het nodig zijn, dat de Vereniging een
rapporteur uitzond om ons van de ontwikkelingen in het buitenland op de hoogte
te houden. De facto vervult dr. Hart deze funktie alreeds. Daarom hoopt de
voorzitter, dat hij de Vereniging ook na zijn aanstaande reis naar Rusland van
zijn bevindingen mededeling zal willen doen.
Dr. Hart doet van zijn kant een beroep op de jonge leden om zich met de tech
nische vakproblemen bezig te houden.
Na deze leerrijke voordracht trekt de vergadering op ter maaltijd in het restau
rant Klein Minerva, waar men in een gezellige en stijlvolle omgeving een keurig
verzorgde lunch geniet. Een korte wandeling door de mooie, oude binnenstad
brengt het gezelschap weer bijeen in het gemeentearchief, waar de archivaris,
mej. mr. Versprille, om 2.30 een inleiding houdt over de pas voltooide verbou
wing.
Mej. Versprille begint met het vele voorbereidingswerk te memoreren, dat voor
deze verbouwing nodig is geweest; de prettige samenwerking in de bouwvergade-
ringen, waar zij veel heeft geleerd, en de bijzondere inspanningen, die het per
soneel zich heeft moeten getroosten om tijdens de verbouwingswerkzaamheden
de dienst gaande te houden. Aan haar eerdere mededelingen over de bouwplan
nen3 voegt de spreekster enige opmerkingen toe over haar ervaringen met het
gebouw in zijn nieuwe gedaante. Klachten heeft zijzelf helemaal niet en ook van
anderen heeft zij die niet gehoord. In het bijzonder de vergader- en tentoonstel
lingsruimte, waarin men thans bijeen is, blijkt zeer goed te voldoen. Allerlei is er
gedaan om deze zaal goed aan zijn doel te laten beantwoorden. Zo bestaat het
plafond uit vierkante vlakken, sommigen van board en andere van glas, waar
achter lampen branden. De board- en glasplaten zijn onderling verwisselbaar,
zodat men de lampen kan aanbrengen en concentreren waar men wil. Electrische
voorzieningen zijn daartoe in het plafond aangebracht. Aan dit plafond kunnen
tevens vertikale schotten hangen, zodat de zaal ten behoeve van tentoonstellingen
op allerlei manieren kan worden ingedeeld. Ook is er een projectiescherm aan
wezig, dat uit het plafond neergelaten kan worden. Verder heeft de zaal de ver
dienste, dat zij zonder groot te lijken gemakkelijk 80 personen kan herbergen.
De voorzitter bedankt mej. Versprille voor haar inleiding en in het algemeen
voor de prettige ontvangst en de uitstekende wijze, waarop deze dag door haar
en haar personeel is georganiseerd. Vervolgens geeft hij het woord aan ir. M.
Idema Greidanus, medewerker van de NV Aircon, die een uiteenzetting geeft
over het luchtcirculatie- en luchtverversingssysteem van de archiefdepóts.
Een op de zolder van het oude archiefgebouw opgestelde apparatuur zorgt voor
vervanging, reiniging, bevochtiging en afkoeling of verwarming van de lucht in
deze depóts. Een bijzonderheid van het hier aanwezige systeem is de aandacht,
die aan de zuiverheid van de lucht wordt besteed. Deze wordt eerst gevoerd door
groffe en fijne stoffilters en daarna, wat nog maar weinig voorkomt, door gas-
3 In dit blad, jrg. 1968, blz. 256 v.
171