de zin 'Tevens acht hij het noodzakelijk, dat er een nieuwe klapper op het Ar
chievenblad wordt samengesteld' iets ontbreekt, omdat zijn eigen opmerking een
reaktie was op een vraag van mr. J. Rinzema naar een dergelijke ingang op het
blad. Een opmerking in die zin zal in de notulen worden opgenomen. Aangezien
niemand verder het woord daarover verlangt worden zij met dank aan de secreta
ris goedgekeurd.
De secretaris deelt vervolgens mede, dat er acht berichten van verhindering zijn
binnengekomen en de voorzitter herinnert aan het rondschrijven van collega
H. J. van Meerendonk, directeur van de Stichting Tehuis voor Archiefambtena
ren, betreffende de wijze, waarop deze stichting haar doelstelling in het vervolg
zal verwerkelijken. Het doet hem veel genoegen, dat deze regeling zo spoedig
tot stand is gekomen en hij hoopt, dat vele leden daarvan zullen profiteren.
Vervolgens komt aan de orde een verzoek van mr. F. C. J. Ketelaar om als lid
van de Vereniging toegelaten te worden. De voorzitter wijst erop, dat mr. Kete
laar wel is waar niet voldoet aan de vereisten van artikel 5, 1ste lid, der statuten,
maar overigens naar de mening van het bestuur als secretaris van de Archief-
raad en waarnemend directeur der Rijksarchiefschool zeker voor het lidmaat
schap in aanmerking komt. Een uitweg biedt in dit geval artikel 5, 2de lid, der
statuten, dat aan de ledenvergadering de vrijheid laat anderen dan in het 1ste lid
bedoeld als leden te accepteren. Een bestuursvoorstel in die zin biedt hij daarom
aan de vergadering aan, die mr. Ketelaar een propositie van dr. W. J. van Hobo
ken volgend bij acclamatie als lid aanvaardt. De voorzitter feliciteert de als gast
aanwezige lidmaatschapscandidaat met zijn toelating en gaat over tot de rond
vraag.
Dr. J. E. A. L. Struick verzoekt als redactie-lid van Archivum enige mededelin
gen te mogen doen. Hij verklaart, dat de redactie er vooral naar streeft de afle
veringen van dit blad regelmatiger en vlugger te laten verschijnen. Daarnaast
denkt zij aan een onderzoek naar de wensen van de lezers. Hijzelf heeft een
plan naar voren gebracht in Archivum artikelen op te nemen over restauratie
van archiefstukken en aanverwante onderwerpen. Die zouden door specialisten op
dit gebied moeten worden geschreven. Ook bouwplannen van nieuwe archiefbe
waarplaatsen zouden moeten worden opgenomen, opdat men in de gelegenheid
zij de nieuwe ontwikkelingen op dit gebied te blijven volgen.
Dr. van Hoboken vraagt de aandacht van het bestuur voor de Federatie van
Organisaties van Intellectuele Beroepen (FOIB), een organisatie, die de belangen
van de intellectuele beroepen behartigt, b.v. door de fiscale achterstelling van
intellectuelen te bestrijden, op internationaal niveau overleg over de bescherming
van hun belangen te plegen enz. Het archiefwezen was vroeger via de CHA in
de FOIB vertegenwoordigd, maar het Ambtenaren Centrum is daarbij niet aan
gesloten. Dr. van Hoboken acht het daarom noodzakelijk, dat de Vereniging
zich direkt bij de Federatie aansluit. De contributie hoeft geen beletsel te zijn.
Die is thans 0,40 per lid. Mogelijk kan het bestuur in de volgende ledenverga
dering een voorstel tot aansluiting doen? De voorzitter antwoordt, dat het be
stuur dit punt zal bespreken en daarop nader zal terugkomen.
[166]
Jhr. mr. G. F. Sandberg vermeldt, dat in Zeeland het Documentatie-Centrum van
de Provinciale Bibliotheek ieder kwartaal lijsten van aanwinsten van bibliotheken
en archieven in Zeeland uitgeeft, die ook in de kranten worden opgenomen.
Misschien zou dit ook iets voor andere provincies kunnen zijn om wat meer aan
de weg te timmeren. De voorzitter bedankt jhr. Sandberg voor zijn suggesties.
De leden zullen daar zeker nota van nemen.
Aangezien niemand verder het woord verlangt sluit de voorzitter de vergadering
en geeft het woord aan dr. S. Hart, die spreekt over de First World Conference
on Records, die begin augustus 1969 is gehouden te Salt Fake City in de Ver
enigde Staten. Dr. Hart was in de gelegenheid dit congres als gastspreker bij te
wonen.
Het congres was op zeer goede wijze georganiseerd door de Heiligen der Faatste
Dagen, beter bekend onder de naam Mormonen. Maar het programma was al te
overladen en het aantal congresgangers, 8000 uit 46 landen, al te groot. Men
zag er bibliothecarissen en archivarissen in groten getale maar voor persoonlijk
contact was er te weinig gelegenheid. Er waren gedurende de drie dagen, dat het
congres duurde, een 200 voordrachten te beluisteren in 11 verschillende secties.
Dat viel natuurlijk onmogelijk te doen, maar gelukkig zijn vrijwel alle 'papers'
van deze voordrachten achteraf gepubliceerd.
Natuurlijk ging de aandacht van het congres in de eerste plaats uit naar de
genealogie2. Voor het genealogisch onderzoek blijken niet alleen de archiefbron
nen van belang te zijn maar bijvoorbeeld ook de mondelinge overlevering, speci
aal in het gebied van de Stille Oceaan.
Een dergelijke overlevering kan wel 80 generaties omvatten. Soms zitten er in de
lange reeksen van namen ook uitgestorven zijtakken verscholen, die eenvoudig
in de hoofdlijn zijn opgenomen in plaats van daarnaast vermeld te worden. In
feite hoeft een dergelijke lange stamreeks dus bij lange na geen 80 generaties
terug te gaan. Meerdere van dergelijke overleveringen worden te Salt Lake City
in computers verwerkt en met elkaar vergeleken.
In Japan kent men familie-dagboeken als onderdeel van de voorouder-verering.
Daar is ook ergens in een klein en afgelegen depót een groot aantal archiefstuk
ken uit de 8ste eeuw bewaard. Toynbee zag deze stukken, die in zo'n goede con
ditie verkeerden en er zo fris en ongebruikt uitzagen, dat hij het moeilijk vond
niet aan vervalsingen te denken. Hoe dit mogelijk is? De stukken waren nooit
gebruikt maar wel veilig bewaard en regelmatig gelucht. Het verbaast in dit ver
band dan ook niet te vernemen, dat er een Japanse verordening betreffende de
bouw van archiefdepóts uit omstreeks 700 n. Chr. bewaard is.
Dr. Hart heeft voor Nederland gesproken over de migratie naar Amerika. Voor
al in de 19de eeuw is dat een fascinerend gebeuren. Het Nederlandse aandeel
was daarin kwantitatief niet groot vergeleken bijvoorbeeld met dat uit Denemar
ken en Noorwegen, waar emigratie vaak de enige mogelijkheid was om een goede
2 Zie met betrekking tot de belangstelling van de Mormonen voor het genealogisch
onderzoek de aantekening over dit congres in het N.A.B., jaargang 1969, blz. 119120.
[167]