soorten archiefbescheiden naast de algemene regeling van het Archiefbesluit ge
handhaafd (de Archiefraad had in zijn advies nr. 7 aangedrongen op schrapping),
doch door het inschakelen van de minister van cultuur, recreatie en maatschap
pelijk werk (en daarmede naar verwacht mag worden van de Archiefraad)
is de noodzakelijke eenheid van het vernietigingsbeleid gewaarborgd.
De eerste twee op grond van artikel 3, derde lid, van het Archiefbesluit tot stand
gekomen lijsten van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden
betreffen de archiefbescheiden van onderscheidenlijk het ministerie van defensie3
en de directies technisch beroepsonderwijs resp. beroepsonderwijs en vormings
werk van het ministerie van onderwijs en wetenschappen (gemeenschappelijke be
schikking van de minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk en de
minister van onderwijs en wetenschappen van 4 mei 1970 nr. O/MA 152.259/
AIZ RA 47.469 (Stcrt. 1970—120).
Bij de laatstgenoemde lijst blijkt uit een N.B. dat de aanduiding van de hoofd
stukken van de lijst is ontleend aan de Organisatiebeschikking O. en W. 1969.
Een dergelijk N.B. ontbreekt helaas bij de lijst van het ministerie van defensie.
Uit het bij het verslag 1969 van de Archiefraad gepubliceerde advies nr. 3 van de
Raad valt echter op te maken dat de aanduiding van de hoofdstukken van deze
lijst is ontleend aan de nummering van de onderdelen van het ministerie van defen
sie zoals die in de Staatsalmanak 1969 is gebruikt.
In de door de algemene rijksarchivaris vervaardigde schets van de Algemene
richtlijnen lijsten vernietiging archiefbescheiden-1 wordt voorgeschreven dat een
lijst vergezeld moet gaan van een toelichting welke in ieder geval bevat de aan
duiding van de gebruikte systematiek.
Hieraan voldoet de lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archief
bescheiden van de twee directies van het ministerie van onderwijs en wetenschap
pen dus reeds.
Uitlening van archiefbescheiden
Zie blz. 113 van deze jaargang van het Archievenblad.
Opleiding van archiefambtenaren
Zie blz. 151 van deze jaargang van het Archievenblad.
Nieuwe regeling van het bewijsrecht in burgerlijke zaken.
Bij koninklijke boodschap van 24 oktober 1969 is aan de tweede kamer aange
boden een nieuwe regeling van het bewijsrecht in burgerlijke zaken (Bijlagen
handelingen tweede kamer 19691970 10377), ter vervanging van de artikelen
176246 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Bovendien wordt de
3 Zie Ned. Archievenblad 1970 blz. 151.
4 Artikel 6, zie Ned. Archievenblad 1970 blz. 86.
[236]
materie, thans geregeld in de artt. 19041931 (van schriftelijk bewijs) van het
Burgerlijk Wetboek, in een veelal nieuwe redactie en ontdaan van ballast, over
gebracht naar het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op de betekenis van
het ontwerp voor het archiefwezen zal later nader worden ingegaan.
Registratiewet 1970.
Verschenen is het ontwerp Registratiewet 1970 (Bijlagen handelingen tweede ka
mer 19691970 10559). De materie tot nu toe geregeld in de Registratiewet
1917 en de Zegelwet 1917 zal opnieuw worden geregeld in enerzijds een Wet op
belastingen van rechtsverkeer (Bijlagen handelingen tweede kamer 19691970
10560), anderzijds in de Registratiewet 1970. Hiermede wordt het verband tussen
de formaliteit van registratie en de heffing van een registratiebelasting in beginsel
doorbroken. Met enige andere heffingen zal het formaatzegel als de ontwer
pen wet worden komen te vervallen. Een verplichting tot aanbieding ter
registratie zal alleen bestaan voor notarissen.
Het ontwerp verstaat onder akten niet alleen 'stukken, opgemaakt om tot bewijs
te dienen, maar ook huiselijke papieren, brieven, kaarten, tekeningen en andere
bescheiden'. In beginsel vallen hieronder dus ook afschriften en uittreksels.
In artikel 10 is bepaald dat het een ieder verboden is 'hetgeen hem in enige werk
zaamheid bij de uitvoering van deze wet, of in verband daarmede, nopens de per
soon of de zaken van een ander blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te
maken dan nodig is voor de uitvoering van enige wet of voor de heffing of voor de
invordering van enige rijksbelasting'. De minister van financiën kan ontheffing
verlenen van dit verbod. Inzage in de registratie wordt wel verleend c.q. uittrek
sels worden afgegeven aan partijen, hun erfgenamen of recht verkrijgenden, als
mede aan de betrokken notaris.
Vanzelfsprekend is de raadpleging van de registers der registratie wanneer deze
t.z.t. naar de archiefbewaarplaatsen zullen zijn overgebracht, geen 'werkzaamheid
bij de uitvoering van deze wet of in verband daarmede'.
Afgesloten 15 juli 1970.
237]