mogenscomplexen van andere binnen Gelre en Zutphen gevestigde geestelijke
stichtingen. In 1592 neemt de archiefvorming door of vanwege abt, coadjutor en
conventualen van Mariënweerd als zodanig een einde; de archiefvorming ge
schiedt nu alleen nog door of vanwege de wereldlijke overheid, die de directie over
de abdijgoederen heeft.
Het archief, dat Frederik van Winssen na half april 1592 vormde, vormde hij als
administrator, staande in de eed aan de Staten van Gelre en Zutphen. Hij had
bovendien nog een gedeelte van het oude abdij-archief onder zich.
Het behoeft geen betoog, dat het Gelderse Hof verscheidene stukken, bundels en
dossiers betreffende Mariënweerd had. In het archief van het Hof bevindt zich een
Inventaris van de stucken ende pampieren rakende die Abdie van Mariënweert,
die in der greffe der Cantzelrien van Gelderlandt berust ende door Arndt de
Raedt, Gedeputierde des Nymechschen Quartiers, gelicht sijn'welke lijst 16 mei
1606 door De Raedt getekend is". Behalve veel nummers, waaraan de dateringen
ontbreken, vermeldt de inventaris een verzamelpost: 'Noch verscheyden bondelen
deannis 1576, 1577, 1590*, 1585, 1591, 1592, 1593, 1594, 1595, 1596, 1597, 1598
ende 1599'. Het lichten van de bescheiden geschiedde, omdat de directie van de
geestelijke goederen in het Kwartier van Nijmegen enige jaren tevoren aan de
Staten van het Kwartier was overgegaan. Het Hof behield het oppertoezicht, voor
zover de Landschap Gelre en Zutphen in haar geheel bij de aangelegenheden met
betrekking tot de geestelijke goederen belang had. Reeds in april 1604 hadden de
Staten van het Nijmeegse Kwartier besloten om door een commissie van de ad
ministrator van Mariënweerd onder inventaris en recepis alle archiefbescheiden
over te nemen en naar Nijmegen te laten brengen.
Nadat de Staten van het Kwartier van Nijmegen de directie aanvaard hadden, werd
de administrator van Mariënweerd aan hen rekenplichtig. In de practijk kreeg hij
met de heren Gedeputeerde Staten te maken. Op de Gedeputeerdenkamer te
Nijmegen ontstond een verzameling archiefbescheiden inzake Mariënweerd. Van
het oude abdij-archief van vóór de zomer van 1592 is daar waarschijnlijk maar
een klein gedeelte terecht gekomen. Frederik van Winssen moet hiervan veel on
der zich behouden hebben. Hoe is het anders te verklaren, dat zijn dochter in
1662/63 zo'n belangrijk bestanddeel van het archief van Mariënweerd aan de abdij
Park heeft kunnen verkopen? Tegelijkertijd verkocht zij toen ook een aantal
stukken, welke afkomstig waren uit het archief, dat haar vader als administrator
had gevormd. Blijkbaar was verzuimd om deze laatste stukken hetzij naar Nij
megen op te zenden, hetzij over te dragen aan Frederiks opvolgers in de admini
stratie. Onmiddellijk na zijn dood (f 25 juli 1617) werd zijn zoon Johan van
Winssen, jur. dr., administrator of rentmeester van de Mariënweerdse goederen.
Na het overlijden van Johan in 1626 werd Everhardt Poitou, eveneens jurist, met
de administratie vanwege het Kwartier van Nijmegen belast en vervolgens in
9 R.A. Gelderland, archief Hof van Gelre en Zutphen, inv. no. 1411 (nieuwe numme
ring). De inventaris begint aldus: 'Irstelic eenen bondel, geïntituliert Verdrach betref
fende die Praestie van Harlem opgericht tussen t Hof ende den Administrator eens
ende die Stat van Harlem anderdeels'. Zie rechterl. arch. Culemborg, inv. no. 136.
sic
[206]
1638 jr. Otto van Hemert10. Het heeft geen zin hier alle latere administratoren
of rentmeesters op te noemen.
In 1672 veroverde de Franse koning Lodewijk XIV een groot gedeelte van ons
land en kon hij zich krachtens oorlogsrecht als hoge overheid van het gewest Gel
derland gedragen. Hij begiftigde Willem (Guillam) Quisthout, een kloosterling
van Berne, die pastoor van Bokhoven was, met de waardigheid van abt van
Mariënweerd. Onder leiding van Cornelis van Grinsven werd een klein convent
in een huis te Zaltbommel opgericht. Quisthout droeg aan de Zaltbommelse advo
caat Marten Ingen Housz, jur. dr., op om in Utrecht en in Arnhem een onderzoek
in te stellen naar de pastorieën en vicarieën, welke eertijds van de abdij afhingen,
en 'om de Heeren Gedeputeerdens tot Nijmegen de papieren van Mariënweert ajf
te eyssen'. Ingen Housz kweet zich van de opdracht in mei 1673. Van deze en
andere bemoeiingen ten behoeve van zijn lastgever maakte hij een rekening op,
welke hij in klad en net met begeleidend schrijven 23 februari 1674 inzond bij
Cornelis Loots in Culemborg11.
Quisthout had 13 september 1673 (n. st.) Cornelis Loots, jur.dr. en grafelijk
Culemborgs raad, aangesteld tot 'raed-advocaet en secretaris' van de abt en de
abdij van Mariënweerd. Wegens dit openlijk partij kiezen voor een gunsteling
van de Franse koning en vijand van de Republiek werd Loots na de aftocht van
de Franse troepen ervan beschuldigd, dat hij de neutraliteit van het graafschap
Culemborg geschonden had. Temeer werd hij verdacht, omdat hij in Keulen een
werkje tegen de Calvinisten had laten uitgeven, getiteld 'De Ortu Processu
Calvinianae Reformations in Belgio' (1673). Loots vluchtte naar Utrecht onder
achterlating van een gedeelte van zijn boedel. In het archief van de heren en gra
ven van Culemborg (rijksarchief in Gelderland) bevindt zich een vrij omvangrijke
bundel stukken, welke op de zaak-Loots betrekking hebben12. Hierbij treft men
10 Acte betr. borgstelling voor Johan van Winssen, jur. dr. van 1617 november 16:
compareren Johan van Winssen, schepen van Culemborg, Dircxken Goyerts, wed. van
za. Frederick van Winssen, met haar voogd, en Hubert Cornelisz. van Diemen, die zich
zelf en hun goederen 'tot behouf van die Gedeputeerden des Nimgeschen Quartiers te
borge gestelt (hebben) voor Johan Frederick van Winssens soon tot voldoeninge van de
administratie van de abdye goederen van Marienweert, als hy tot behouff des Nim
geschen Quartiers heeft aengenomen te bedienen volgens de instructie, als hem by de
Gedeputeerden des Nimgeschen Quartiers daertoe is verleent'.
11 R.A. Gelderland, archief Heren en Graven van Culemborg, inv. no. 2854, rekening
van Marten Ingen Housz in concept en net met begeleidend schrijven dd. 1674 februari
23 (o. st.), fol. V v.°, kort na 7 mei 1673: 'Item verschoten en aen oncosten gehadt, by
den Rendant (Marten Ingen Housz) betaelt veertich guldens negenthien str. op de reys
naer Cuylenborch, met de heer Pastoir De Jode en Cannendries ende vandaer naer
Utrecht, oock als ick voorder ginge met kennis ende goetvinden van sijn Eerwste. Heer
naer Aernhem, om aldaer eenighe saecken, raeckende de pastoryen en vicaryen van
Marienweerdt dependerende, op te soecken mitsgaders om de Heeren Gedeputeerdens tot
Nymegen de papieren van Marienweerdt aff te eysschen, en alsulcx uyt geweest van den
8 May totten 17en incluis, wesende thien daghen,' dus: 4019Eén ducaton werd ge
geven aan een goede vriend te Arnhem, 'die den Rendant de voorgemelte papieren van
de voorsz. pastoryen ende vicaryen als anders soude opsoecken', dus: 330. Het ge
vondene werd gecopieerd voor 3 rijksdaalders of 7100.
12 Archief Heren en Graven van Culemborg, alsv., inv. no. 2854.
[207]