wettelijke maatregelen ten aanzien van de bestemming 'ad vere pios usus' (voor de Gereformeerde kerk- en schooldienst) en de administratie van overheidswege van de goederen der in Gelre en Zutphen gevestigde geestelijke stichtingen tot stand. De Gelderse kerkerekenkamer, die van 15801581 in werking geweest is, heeft tevergeefs gepoogd om Peter van Winssen te bewegen tot het doen van rekenschap. Nu trad de Mariënweerdse gemeenschap in onderhandeling met de Prins van Oranje, die door zijn huwelijk met Anna van Egmond-Buren op kon treden als graaf van Buren en, op grond van een door Keizer Maximiliaan aan het huis Buren verleend voorrecht, als beschermheer van de abdij Mariënweerd. De onderhandelingen betroffen maatregelen om de financiële nood te lenigen en alimentatie-regelingen e.d. De Gelderse Staten vreesden het verloren gaan van de abdij voor het gewest Gelderland; hun afgevaardigden ter Staten-Generaal in Antwerpen werden bij instructie van 3 februari 1582 dan ook gelast om dit punt aan de orde te stellen. De voorgenomen verkoop van een groot aantal bezittingen van de abdij in Gel derland, het land van Buren en het land van Culemborg, waartoe consent van de wereldlijke overheden vereist was, leidde ertoe, dat de Gelderse Staten enige 'com missarissen totte directie der Mariënweertsche guederen' onder leiding van de kanselier Elbertus Leoninus naar Culemborg zonden (17 december 1583). Na ge durende een maand de zaken van de abdij onderzocht te hebben en met de con- ventualen in besprek te zijn geweest, bracht de commissie 20 januari 1584 rapport uit op de in Nijmegen vergaderde landdag. Zij hadden vernomen, dat 'die muni- meuten ende praeëminentiën derselver fundatiën' (nl. van Mariënweerd) zich niet meer binnenslands bevonden, maar hadden wel inzage kunnen verkrijgen van de pacht-, schuld- en rentebrieven e.d., waardoor hun enig inzicht in de financiële toestand werd verschaft. De tractementen voor de abt, de coadjutor en de nog aanwezige broeders waren door de commissie geregeld. Uit het gerapporteerde volgt, dat de oudste oorkonden van Mariënweerd reeds vóór december 1583 bui ten de grenzen van de tegen de Koning van Spanje verbonden Nederlandse ge westen waren gebracht. De kostbare charters zijn nimmer teruggekeerd. James de Fremery kon slechts vaststellen, dat hij alleen het charter van koning Willem van 1248 in originali kende. Ook latere onderzoekers als dr. A. C. Bouman, dr. C. D. J. Brandt en Prof. dr. O. Oppermann hebben het zonder de oorspronkelijke char ters moeten doen, toen zij de oudste oorkonden van de abdij Mariënweerd aan een diplomatisch onderzoek onderwierpen7. A. C. Bouman, Over de oudste Oorkonden van de Abdij Mariënweerd, Nijhoff Bij dragen v. Vad. Gesch. en Oudheidk., Vde reeks, VII, blz. 273: 'Oorspronkelijke stukken zijn niet meer voorhanden' (a° 1920), C. D. J. Brandt, Over de oudste Oorkonden der Abdij Mariënweerd, Nijhoff Bijdragen, Vilde reeks, V, blz. 223, O. Oppermann, Bijdrage tot de critiek der oudste Oorkonden voor de Abdij Mariënweerd, Nijhoff, Bijdragen, Vilde reeks, VI, blz. 205. Voor de oorkonde, afgedrukt in Sloet, Oorkondenboek der Graafschappen Gelre en Zutphen, no. 249, overgen. in Muller c.s., Oorkondenboek van het Sticht Utrecht, I, no. 327, vergel. Fr. G. van den Eisen, O. Praem., De Stichtings oorkonde van Mariënweerd, Archief v. d. gesch. van het Aartsbisdom Utrecht, XXI, blz. 165. Het Gelderse Hof, dat op grond van de wettelijke maatregelen van 1580 en 1581 namens de Landschap Gelre en Zutphen de directie over de geestelijke goederen moest uitoefenen, beproefde de zaken van Mariënweerd nader te regelen. Het com mitteerde 29 mei 1590 Gerrit Berntsz., provisioneel ambtman van Beesd en Renoy, tot rentmeester en na hem 31 mei van het volgende jaar Gerrit Crom Petersz. Wederom een jaar later, 14 april 1592, slaagde het Hof erin de coadjutor Frede- rik van Winssen tot administrator aan te stellen. Enige maanden daarna overleed de laatste abt Johan van den Hove. Frederik van Winssen heeft eveneens regerings- functiën bekleed, o.a. was hij burgemeester van Culemborg. Als gewezen klooster ling en coadjutor van Mariënweerd had hij het genot van de pastorie van Lanx- meer, alwaar hij met zijn huisvrouw Dircxken Goeijers of Goyerts verblijf hield8. Men bleef hem betitelen als heer, zelfs als abt en prelaat, ofschoon hij nimmer de abtswaardigheid heeft bekleed. Omstreeks 1614 waren er nog vijf broeders van Mariënweerd, onder wie de vroegere coadjutor, die uit de abdij-inkomsten geali- menteerd werden. Eén hunner, Aerndt van Heeckhuysen, was inmiddels predikant van Almkerk geworden. Mariënweerd hield in 1592 op te bestaan als geestelijke instelling in vóór-reforma torische zin. In dit jaar neemt met de benoeming van Frederik van Winssen de administratie van overheidswege een aanvang de twee voorafgegane rentmees ters hebben niets kunnen uitrichten en het abdijvermogen krijgt de bestemming 'ad vere pios usus' overeenkomstig de wetgeving van 1580 en 1581 evenals de ver- 8 Over Frederik van Winssen en zijn nageslacht zie A. W. K. Voet van Oudheusden, Beschrijving van de Stad Culemborg, II, 1753, blz. 600, 601 vlg. en voor zijn graf monument in de St. Janskerk van Lanxmeer blz. 469. Hij was een zoon van Johan van Winssen en Geertruyt van Gent en overleed te Culemborg 25 juli 1617 onder achter lating van een zoon, Johan van W., utriusque juris doctor, en enige dochters. Zijn weduwe en boedelhoudster was Dircxken Goeyers of Goyerts. Frederik van W. had twee broeders, Johan, die evenals Frederik in de Culemborgse regering gezeten heeft, en Peter, die in 1578 door Graaf Johan van Nassau, stadhouder van Gelre en Zutphen, tot rentmeester van Mariënweerd werd aangesteld op verzoek van abt en convent. A. W. K. Voet noemt Frederik van Winssen ten onrechte 'Jonkheer'. Er is geen bewijs voor, dat de Van Winssens in Frederiks tijd voor riddermatig gehouden werden. Voor de bovenstaande gegevens vergel. Register op de Leenaktenboeken. Het Kwartier van Nijmegen, uitg. Ver. 'Gelre', blz. 415, no. 174, Gertrud van Gent doet met believen van' haar zoon Peter van Winsem* opdracht van het Gelderse leengoed 1/3 van de Eldycker weert aan de Waal bij Hien ten behoeve van Elisabet Turck, 1567 januari 10. Zie rechterlijk archief Culemborg, no. 187, schepenkennissen, 15861599, voorlaatste blz. 1599 October 17: 'Compareeren Heere Frederick van Winssen, Prelaet tot Marien- weert, ende Johan van Winssen, gebroeders, kynderen van za. Johan van Winssen ende Geertruyt van Gent, weduwe van za. Johan van Winssen, haerl. vader ende moeder, Jenneken, Margriet ende Jozyna, Peter van Winssens dochteren, geprocreert by Anthonia van de Water, elcx mit eenen momboir etc., de voirss. gebroeders mede vervangende ende gelovende inne te staen voer Christina van Winssen, noch onmundich, haerl. nichte', en doen ten behoeve van elkaar afstand van de goederen, hun aangekomen van wijlen Geertruyt van Gent, hun moeder en beste- (groot-)moeder volgens het door hen onder tekende magescheid van 13 augustus jl. Rechterl. arch. Culemborg, inv. no. 226, certifi- catiën 15931618, fol. 202 v.°, 1617 december 1, waarin vermeld Dircxken Goeyers, weduwe en boedelhoudster van wijlen heer Frederick van Winssen. sic. [204] [205]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 23