Over het archief van de voormalige Abdij Sint Marienweerd bij Beesd hage steeds weer bleek, met die nauwkeurigheid en zelfstandigheid van oordeel, die Gosses in hem had geprezen en die Ter Gouw in de archivaris had gelaakt. Het zij mij hier als voorzitter van het convent van rijksarchivarissen en uit eigen naam geoorloofd teverklaren,dat de mens en collega Werkman in de bijeenkomsten van de vakgenoten werd geacht om zijn soliditeit, zelfstandigheid van oordeel en collegialiteit. Hij werd zeker niet benijd om de zware last van de eenmanspost. Naar klassieke vaktraditie zal de gepensioneerde de wegen naar archieven en col lega's voortaan gaan om onvoltooide studies af te ronden en om tot publicatie te brengen het vele, dat onder druk van de omstandigheden in de afgelopen jaren in petto bleef. Zijn collega's verheugen zich erop, dat dit afscheid geen vaarwel, doch een tot ziens is. Als Hagenaar weet ik de positie van de Hofstad als reisdoel in presentie van de president-regent van de Morrenstichting bovendien gesterkt door de aanwezigheid van een Archief tehuis nieuwe stijl. De rijksarchiefdienst nieuwe stijl en de nieuwe rijksarchivaris in de provincie Drenthe wachten andere opgaven. Wanneer een adequate personeelsbezetting en een geschikte huisvesting kunnen worden gerealiseerd, zal de door de wet geëiste zorg voor- en toegankelijkheid van de archieven, door dienst en personeel moeten worden verwerkelijkt. Hiervoor is zowel landelijk als provinciaal samenwerking vereist. Met eendracht kan het enorme karwei worden geklaard. De autoriteiten en de bestuurderen hier verenigd zijn, naar kan worden vertrouwd, waarborg, dat deze samenwerking optimaal zij, zodat de onmetelijke rijkdom aan culturele en wetenschappelijke waarden, die in de archieven ligt opgetast, voor alle belangstellenden bruikbaar en het gebruik voor allen aanlokkelijk wordt. Op de prestaties en met de tradities van een eerbiedwekkend verleden kan wor den gebouwd aan een toekomst, waarin de historische dimensie meewerkt aan het verdiepen en verrijken van het leven van gemeenschap en enkeling. [200] In het voorjaar van 1969 verwierf de Noordbrabantse abdij Berne te Heeswijk- Dinther een belangrijke verzameling archivalia uit de 14de -17de eeuw, door Berne's archivaris H. van Bavel, O. Praem., aangeduid als 'het laat-middeleeuws archief van de abdij Mariënweerd aan de Linge onder Beesd (Geld.), moederabdij van de Abdij van Berne'. De bescheiden werden overgenomen van de abdij Park te Leuven, welke instelling deze ruim 300 jaar geleden, in 1662/63, had gekocht van de weduwe van ds. Josua de la Cave, in leven predikant te Rijsbergen bij Breda. De weduwe De la Cave was een jongere dochter van wijlen de Culem- borgse burgemeester Frederik van Winssen, voormalig kloosterling van Mariën weerd, die van 15761592 coadjutor van de laatste abt Johan van den Hove en van 1592 tot zijn dood in 1617 administrator van de goederen van Mariënweerd namens de Gelderse wereldlijke overheid was geweest1. Door te spreken van 'het laat-middeleeuws archief' laat H. van Bavel uitkomen, dat de oudste oorkonden van de abdij Mariënweerd uit de 12de, 13de en ten dele nog uit de 14de eeuw, welke in het door James de Fremery in 1890 uitgegeven 'Cartularium van Mariënweerd' zijn opgenomen, aan de door Berne verworven verzameling ontbreken. Het cartularium zelf, dat evenals de registers en verdere bescheiden dezer verzameling door de weduwe De la Cave aan Park was ver- 1 H. van Bavel, O. Praem., Het archief van Mariënweerd naar dochterabdij Berne, Nederlands Archievenblad, 73ste jrg., 1969, blz. 91, overgen. uit het tijdschrift Berne, jrg. XXII, no. 3, juni 1969. Zie W. Hoevenaars, Archief v. d. gesch. van het Aartsbis dom Utrecht, jrg. XIXXXV en XXX, publicatiën uit deze archiefverzameling. Voor ds. Josua de la Cave, theoloog en medicus, predikant te Culemborg en te Rijs bergen bij Breda, geb. te Rotterdam c. 1596 en overl. te Rijsbergen in 1661, zie laatstelijk 0. J. de Jong, De Reformatie in Culemborg, 1957, blz. 229 e.v., blz. 244 vlg. De coadjutor, later administrator van Mariënweerd Frederik van Winssen had bij Dircxken of Theodora Goyerts verschillende dochters en een zoon. Men vindt de dochters ge noemd in een acte van 5 april 1627 (rechterl. arch. Culemborg, inv. no. 161, fol. 4 vso), volgens welke Sibilla Ruyfers, weduwe van Mr. Johan van Winssen, zoon van Frederik voorn., aan de dochters van Frederik van Winssen betaling moet doen uit hoofde van een deel van de nalatenschap van Frederik van Winssen en zijn vrouw, dat in de gemene boedel was gebleven. Vijf dochters (van wie één reeds overleden) worden met hun echt genoten vermeld, terwijl drie, nl. Catharina, Anneken en Joosken nog ongehuwd waren. Vermoedelijk is Catharina de bruid geweest van De la Cave; zij ontving althans voor schotten voor haar huwelijksgoed, haar bruidsklederen en bed uit de opbrengst van het door Sibilla Ruyfers uit de gemene boedel gekochte Culemborgse leengoed. [201]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 21