risch perspectief is naar waarde te schatten hoe belangrijk deze Archief-periode
voor de ontwikkeling onzer Culturele Raad-van-nu geweest is.
Maar Drs. Werkman deed méér. Hij vormde weldra het secretariaat van onze
aloude Nieuwe Drentse Volksalmanak, het culturele jaarboek voor Drenthe. Hij
verrijkte het van 1951 af met een trouw voortgezette 'Drentse Kroniek', leverde
zelf ook andere bijdragen, en begeleidde menig medewerker met raad en daad
(De historie toch, is gelijk men weet een 'sociëteit met vele buitenleden'!).
Werkman was bij dit alles vooral ons historisch geweten.
Raad en daad: Voor zijn medelevend wegwijzen zal menig promovendus en menig
ander publicist uit onze kring van Drenten en Drenthophilen hem blijvend dank
weten. Ik spreek hier uit eigen ervaring met 'Drenthe-in-Michigan', 'Deining in
Drenthe' in vroeger tijd, en actueler ervaring mijn 'Bommenberendrede
(Wat een vondst, die Drentse exil-regering van 1672 in Groningen!). Had een
onderzoek Werkman eenmaal gepakt, dan droeg hij ook zelf waardevol materiaal
aan; inspireerde in later tijd ook zijn medewerkers daartoe.
Werkman's eigen bijdragen aan ons jaarboek en aan ons maandblad hielden
veelal verband met voor ons actuele historische zaken (voor een daarvan strekte
hij zijn onderzoek zelfs tot in Parijs uit); of zij sproten voort uit gelegenheids
vondsten. Slechts een enkele maal ontstond een samenhangende reeks: de serie
'Gouverneurs van Drenthe' (Mbl. Dr. 1957 en '58). Zij waren steeds modellen
van juridisch-historische exactheid. Ons occasionele spelen met de Muze der His
torie zinde hem vrees ik nog altijd maar half. Ik denk daarbij in het bij
zonder aan de z.g. 'Documenten van Laarwoud' (een heus wel doorzichtig
spelletje met Clio, van Dr. Jan Naarding en mij, onder het uit ons beider namen
samengestelde pseudoniem H. J. Keding). Hoe verkneuterden wij ons in het be
richt, dat er vanwege het Algemeen Rijksarchief telefonisch geïnformeerd was,
wat daar in Zuidlaren nu eigenlijk gevonden was!
Van persoonlijke voorkeur- of afkeergevoelens gaf Drs. Werkman in zijn werk
echter niet of nauwelijks blijk. Hartverwarmend stak daarbij een- en andermaal
zijn liefde voor Oranje af. Deze inspireerde hem stellig ook bij zijn, op verzoek
van het Drents Genootschap ter gelegenheid van het Koninklijk bezoek aan
Drenthe in Juni 1950 samengesteld geschrift: 'Voorouders van Koningin Juliana
als Stadhouders van Drenthe', door onze ere-voorzitter, de Commissaris der Ko
ningin Baron de Vos van Steenwijk, tijdens de feestdis in het Provinciehuis aan
de Brink, aan Hare Majesteit aangeboden.
Ja, de Groninger Werkman heeft zich in zijn werk hier, op de voor hem ka
rakteristieke wijze, geheel aan Drenthe gegeven. Tot eigen publicaties van grotere
omvang (over het Convenant der Drentse Veengenoten met de Stad Groningen
bijv. op welk netelig gebied hij als expert gold) tot eigen publicaties is hij
daarbij, jammer genoeg, te weinig gekomen. Laten we, bij de aanvang van het
emeritaat, mogen suggereren: nog te weinig gekomen.
De overgang naar Assen betekende destijds voor hem, door de situatie hier, een
distantiëring van Groningen, en van ons beider alma mater daar. Heeft Drenthe
in de loop van deze zowat vijfentwintig jaren voldoende tegenwaarde geboden? Te
[194]
weinig, vrees ik. Toch Werkman vond hier zijn levensgezellin, uit een der
oudste Drentse geslachten. Akela Steenbergen heeft gelukkig veel goed gemaakt
voor ons.
Werkman's verdiensten werden in 1969 erkend door zijn benoeming tot Officier
in de Orde van Oranje Nassau. Twintig jaren eerder reeds was hem de (door
Grégoire ontworpen) Gedenkpenning vanwege de Rijksinspectie Kunstbescher
ming, speciaal in verband met zijn optreden in oorlogstijd, uitgereikt.
Ook voor de vreemdeling in het Drentse Jeruzalem zal het nu wel duidelijk zijn,
dat het Drents Genootschap, Culturele Raad voor Drenthe, gaarne deze gelegen
heid aangegrepen heeft, tot het uitspreken ener laudatio in de kring van Werk
man's ambtgenoten in den lande, en bij aanwezigheid van zijn opvolger, Dr. J.
Heringa. Een opvolger, die zich in een pers-interview al zozeer bloot gegeven
heeft, dat wij hem vanwege het Drents Genootschap met vreugde zien komen, in
de stellige verwachting, dat hij de beste Werkmanniaanse tradities van open
staan voor, en samenwerking óok met de niet-overheid, met de particuliere ge
ïnteresseerden, die wij hier vertegenwoordigen, zal voortzetten.
Mogen wij de toekomst dus met vertrouwen tegemoetzien, voor vanavond hebbe
de dankbare terugblik op de aëra-Werkman, die ten einde loopt, voorrang. Dank
dus, waarde Werkman, voor al wat Gij, gedurende deze kwarteeuw voor onze
Drentse beweging geweest zijt!
Ballade van de Griffioen
an oeze Drènse Archiefbaos Drs. E. J. Werkman
bij zien of treden as Rieksarchivaoris - 30-7-1970
aangeboden door Roel Reyntjes
GRIFFIOEN/FAOBELDIER:
O veugel die de schat bewaort,
doe faobeldier met dubbel-aord,
haez' twéé naturen in dien heufd
o Griffioen, oez' volk geleuft
nog diep in deian de zunne heiligd
Ait haeze onvervaord beveiligd
de schatten. Speurend, scharp en klaor
dien oge Half een adelaor
met 't underlichem van een leeuw
o veugel, tot in dizze eeuw
symbool van Geest- en waereldmacht,
van Priester/Keuning moed en kracht,
bewaoker van Europa's gold,
dat 't Noorderlaand verborgen holt.
[195]