Mr. August Ha ga
24 augustus 1888 - 14 februari 1970
Mr. A. Haga, oud-rijksarchivaris in Overijssel, is 14 februari 1970 na een kort
ziekbed te Zwolle op 81-jarige leeftijd overleden, en daarmee is een eind ge
komen aan een werkzaam leven.
De heer Haga is 24 augustus 1888 te Sneek geboren en heeft in Amsterdam ge
studeerd, eerst in de chemie en later in de rechtsgeleerdheid. Na zijn rechten
studie werd hij volontair aan het Algemeen Rijksarchief in Den Haag, en be
haalde het archiefdiploma der le klasse. Toen aan het rijksarchief in Overijssel
een vacature ontstond doordat mr. H. C. Hazewinkel, chartermeester aldaar, in
diezelfde rang benoemd werd bij het Gemeente-archief van Utrecht, werd Haga
in 1926 te Zwolle zijn opvolger. Rijksarchivaris in Overijssel was toen Dr. M.
Schoengen, en verder trof hij er de heren J. Geesink, hoofdcommies, de adjunct
commies P. A. A. M. Wubbe en K. D. Hartmans, volontair. De heer Haga is
in 1939 Dr. Schoengen opgevolgd als rijksarchivaris. Hij was iemand die zijn
eigen weg placht te gaan, ook in ambtelijke zaken, en moeilijkheden zijn hem
daardoor niet bespaard gebleven. Toen hij in 1946 benoemd werd tot rijksarchi
varis in Drente, heeft hij zijn betrekking neergelegd.
Haga was geen gemakkelijk man. Hij was zeer kritisch zowel ten aanzien van
eigen werk als dat van anderen; hij had een rechtlijnige, principiële geest en
was weinig geneigd tot compromissen. Daar stond tegenover, dat hij een kundig
archivaris was die verdienstelijk werk tot stand heeft gebracht. Hij heeft veel
gepubliceerd en vooral zijn geschriften op genealogisch gebied staan op hoog
niveau.
Hij was iemand die vaak ontoegankelijk leek, maar wanneer hij van een ander de
historische belangstelling had gepeild en gezien had, hoe die ander op een dwaal
spoor was geraakt bij zijn pogingen om het verleden te exploreren, kon hij vaak
van een bijzondere en een verrassende behulpzaamheid en hulpvaardigheid blijk
geven. Dan hield hij er van de kennis, die hij zich zelf verworven had aan anderen
door te geven. En die kennis was groot, ze was exact, ze was betrouwbaar.
Zijn historische belangstelling blijkt uit het feit, dat hij al in 1925 lid is geworden
van het genootschap De Nederlandsche Leeuw. Ook is hij jarenlang lid geweest van
het Friesch Genootschap, van Gelre en van de Vereeniging t.b.v. Overijsselsch Regt
en Geschiedenis; meer dan 30 jaren heeft hij deel uitgemaakt van het bestuur
van laatstgenoemde vereniging.
Behalve tal van archief-inventarissen heeft hij ook verschillende artikelen geschre-
180]
ven over archiefzaken. Ze zijn opgenomen in het Nederlands Archievenblad en
handelen over de registers van de 50e penning in Overijssel (1928), over de or
donnantie op het recht van successie van 4 oktober 1805 (1930), de registers van
ondertrouw (1930), over hof- en markeboeken (1932), over de nieuwe rechterlijke
archieven (1935), over brieven van omzending (1940). In het bijzonder heeft de
aandacht getrokken zijn bijdrage over de historie van de Rijkarchiefbewaarplaats
in Overijssel, die hij in 1931 in het verzamelwerk Overijssel publiceerde. In enigs
zins andere vorm is dit stuk nog in datzelfde jaar in het Nederl. Archievenblad
opgenomen.
Veel talrijker zijn de bijdragen over de afstamming van families en geslachten in
vroeger eeuwen; ze zijn met grote zorgvuldigheid en nauwkeurigheid bewerkt. Ik
noem daarvan alleen zijn beschouwingen over de geslachten Van Dorth en Van
Coevorden, die in 1940 en 1957 in de kolommen van het Maandblad De Neder
landsche Leeuw zijn afgedrukt.
Daarnaast had ook de rechtsgeschiedenis zijn belangstelling: hij heeft geschreven
over heerlijkheden en heerlijke rechten, over rechterlijke organisatie en godsoor
delen. Stukken over de gewestelijke geschiedenis vindt men in de Verslagen en
Mededeelingen der Vereeniging Ovrijsselsch Regt en Geschiedenis. Voor een deel
zijn dat bronnenpublicaties, waarbij ik in het bijzonder denk aan de 15e eeuwse
markerechten van Bergentheim en Herxen. Voor een ander deel zijn het artikelen
van beschouwende aard. Daartoe behoort de historie van het kasteel Windesheim
en de niet onvermakelijke geschiedenis van de Amsterdamse koopmanszoon Pau-
lus Benelle Jr., die in de 18e eeuw dat Huis betrok om op het platteland van Sal-
land goede sier te maken.
Daarnaast dient de korte, maar belangrijke bijdrage over ridderschap en hove-
luden in Overijssel genoemd te worden, die hij in 1960 gepubliceerd heeft. Dit stuk
sluit nauw aan bij de onderzoekingen van prof. dr. D. Th. Enklaar over het ont
staan der Staten van Overijssel. Samenvattend kan men zeggen: een vruchtbaar
auteur, die belangrijk werk tot stand heeft gebracht, en dat alles voortvloeiend uit
een kritische geest en een grote precisie in werken en denken.
Zwolle G. J. ter Kuile.
Lijst van door mr. A. Haga gepubliceerde
geschriften
1926
Het archief van den ambtman van het Stift Essen. Verslagen 's Rijks Oude Archieven,
XLIX (1926) dl. 2 blz. 487—500.
Twee brieven betreffende Hertog Adolf's kinderen [14791481]. Bijdr. en Med.
Gelre, XXIX (1926) blz. 171—173.
1927
Appel van sententies, gewezen door den ambtman van het Stift Essen. Met aanvulling.
181