om kwade posten. De penningmeester kan op dit punt echter tot zijn vreugde nog
mededelen dat de gemelde achterstand op dit moment vrijwel geheel is wegge
werkt, aangezien velen in de laatste weken hebben betaald.
De heer Van Emstede zegt het opmaken van een balans niet noodzakelijk te
vinden. De voorzitter antwoordt dat een aantal leden een balans wenst, dat het
samenstellen daarvan een geringe moeite is en dat dit daarom voortaan zal gebeu
ren. Hierna verklaart de vergadering zich akkoord met de rekening 1969 en dankt
de voorzitter de penningmeester voor zijn beleid en de leden van de kascommissie
voor hun controlewerkzaamheden.
8. Bij de behandeling van de begroting voor 1970 wijst dr. Hart er op, dat de
ramingen niet zijn gebaseerd op onze aansluiting bij het Ambtenarencentrum. De
heer Van Veldhuizen beaamt dit, maar herinnert aan hetgeen in dit opzicht reeds
is opgemerkt bij de behandeling van het voorstel tot toetreding tot het Ambte
narencentrum. Het bestuur kon hier niet vooruitlopen op een beslissing van de
ledenvergadering. Inderdaad betekent dit dat deze begroting maar een betrekke
lijke waarde heeft, maar hij vraagt nochtans deze begroting goed te keuren en het
bestuur op deze wijze vertrouwen te schenken. Er zal aan het einde van het jaar
een batig saldo zijn, over de bestemming waarvan uiteraard de ledenvergadering
zal hebben te beslissen. Bij acclamatie worden hierna de heren drs. Van der Feijst
en Den Hoed benoemd als leden der kascommissie voor 1970.
9. In verband met het aftreden als bestuurslid van de heren mr. De Vey Mest-
dagh en Zondervan, zijn door het bestuur als opvolgers voorgedragen de heren
drs. G. J. W. de Jongh en A. S. Stempher. Nadat laatstgenoemden bij acclamatie
zijn benoemd en welkom geheten in het bestuur, richt de voorzitter enkele woor
den tot de scheidende bestuursleden. De heer De Vey Mestdagh is vanaf de op
richting der vereniging lid geweest van het bestuur en nam al die tijd deel aan
het zgn. bijzondere en het informele overleg bij het ministerie van C.R.M. Ook
zette hij zich menigmaal in als het ging om de positie van bepaalde leden, die het
bestuur om bemiddeling vroegen. De voorzitter zegt ook dankbaar te zijn voor
het feit dat de heer De Vey Mestdagh het afgelopen jaar, waarin belangrijke be
slissingen genomen moesten worden, nog heeft willen aanblijven. De heer Zonder
van is in het bestuur eveneens al een oud-gediende. Vanaf 1963 heeft hij de
functie van secretaris vervuld en zag zich uit dien hoofde met veel organiserend
en administratief werk belast. De voorzitter zegt beide heren dank voor alles wat
zij in het belang der vereniging deden, waarna de vergadering het gesprokene met
applaus onderstreept.
10. Rondvraag. Dr. Struick zegt blij te zijn uit de openingsrede van de voorzitter
te hebben vernomen dat in het bijzonder overleg gesproken wordt over de positie
van de restaurateurs bij de archieven en dat dit onderwerp blijkbaar ook in het
beleid van ons bestuur wordt betrokken. Hij vraagt of dit beleid nog meer naar
deze zijde kan worden uitgebreid en wijst op de fotografen bij het archiefwezen.
Verder zegt hij dat het hem is opgevallen dat in onze gelederen de jongere gene
ratie ontbreekt, waarvan hij meent de schuld te moeten zoeken bij de hoge con
tributie van onze vereniging. Hij informeert naar de activiteiten op het gebied
van de ledenwerving.
[96]
De voorzitter antwoordt op dit laatste dat voor onze vereniging een afgeleid lid
maatschap geldt, zodat een eigen werving niet mogelijk is. Jhr. Sandberg noemt
in dit verband de eventuele ontkoppeling van het dubbele lidmaatschap, dus van
de V.A.N. en onze afdeling. De voorzitter vraagt evenwel op die ontkoppeling nu
niet meer verder in te gaan, aangezien in het recente verleden hierover ruim
schoots van gedachten is gewisseld en er geen aanleiding is om te veronderstellen
dat de meningen te dien aanzien belangrijk zijn gewijzigd. Wat betreft de salaris
sen van de restaurateurs, deelt de heer Ribberink, algemene rijksarchivaris, nog
mede dat een studiegroep is gevormd om het gehele probleem der restaurateurs
in rijksdienst te bezien en dat de ontwikkeling daarvan moet worden afgewacht.
De heer Ten Cate wil graag antwoord van het bestuur op een brief welke hij
stuurde, handelende over de arbeidsuren en de beloning voor overwerk. De heer
Ribberink maakt bezwaar tegen behandeling van de door de heer Ten Cate be
doelde zaak in deze vergadering. Omdat de bewuste brief pas zojuist door de
secretaris aan de voorzitter ter hand is gesteld, zegt de voorzitter dat het bestuur
zich nog over de brief moet beraden en deze dan zo spoedig mogelijk zal beant
woorden.
De heer Hartong merkt op dat er bij het Ambtenarencentrum verschil in contri
butie wordt gemaakt tussen hogere en niet-hogere ambtenaren en vraagt of wij
dit in onze contributie eveneens tot uitdrukking zullen moeten brengen. De voor
zitter antwoordt dat hij hierover op dit moment nog niet veel kan zeggen, maar
dat dit punt in een volgende ledenvergadering zeker ter sprake zal komen.
Drs. Roessingh vraagt of over de hoogte van het bedrag van de toekomstige con
tributie al iets gezegd kan worden. De heer Van Veldhuizen zegt hierover nog
niets exacts te kunnen mededelen, maar zijns inziens zal de contributie zeker lager
worden. De heer Roessingh pleit voor spoedige vaststelling, o.m. met het oog op
de ledenwerving. De heer Hart geeft in overweging om degenen die vanaf 1 juli
1970 lid worden, wat de contributie betreft zo mogelijk al aan te slaan overeen
komstig de lagere bijdrage aan de centrale. De voorzitter zegt toe dat met deze
factor inderdaad rekening zal worden gehouden.
Niets meer aan de orde zijnde dankt de voorzitter hierna de leden voor hun
bijdrage aan discussies en besluitvorming en sluit om 12.15 uur de vergadering.
Notulen van de ledenvergadering gehouden op woensdag 28 januari 1970
's middags in het Slot te Zeist.
Aanwezig 52 leden.
De voorzitter opent na een gemeenschappelijke lunch en bezichtiging van het
Zeister Slot de vergadering om 2.25 uur met het uitspreken van de jaarrede (zie
hierna).
Daarop worden de notulen van de ledenvergadering, gehouden op 26 maart 1969
te Eindhoven, zoals deze zijn afgedrukt in het Nederlands Archievenblad, jrg.
1969, blz. 16 e.v., besproken en goedgekeurd.
Vervolgens deelt de secretaris mee, dat er 6 berichten van verhindering zijn inge-
[97]