[86] onze Ministers bij het vaststellen van de lijst gebleken zijn dat aan het ontwerpen van de lijst is deelgenomen door of vanwege: a. degene die de verantwoordelijkheid heeft voor het beheer van de in de lijst om schreven archiefbescheiden; b. de algemene rijksarchivaris en voorts degene wiens advies in het geval bedoeld in artikel 3, vierde lid van het Archiefbesluit eveneens dient te worden ingewonnen. Artikel 3 Indien de lijst betrekking heeft op archiefbescheiden van twee of meer overheidsorganen met gelijksoortige taken, wordt het ontwerp van de lijst opgesteld door een commissie, in te stellen door Onze Ministers. In deze commissie hebben tenminste zitting a. één van degenen die de verantwoordelijkheid hebben voor het beheer van de in de lijst omschreven archiefbescheiden; b. de algemene rijksarchivaris en voorts één van degenen wier advies in het geval be doeld in artikel 3, vierde lid van het Archiefbesluit eveneens dient te worden in gewonnen. Artikel 4 Bij het opnemen van archiefbescheiden in de lijst wordt in aanmerking genomen: a. de taak van het overheidsorgaan waaronder de archiefbescheiden berusten, als mede de relatie van dit overheidsorgaan tot andere overheidsorganen; b. het blijvende belang van de in de archiefbescheiden voorkomende gegevens, gelet op het onder a. genoemde. Artikel 5 Indien in de lijst archiefbescheiden zijn opgenomen omdat deze gegevens bevatten die verwerkt zijn in niet in een lijst omschreven archiefbescheiden, dient in de toelichting op de lijst te worden aangegeven: ade aard van die gegevens; b. de aard van de niet in de lijst omschreven archiefbescheiden, waarin deze ge gevens zijn verwerkt; c. het overheidsorgaan waaronder deze archiefbescheiden berusten. Artikel 6 De lijst dient te bestaan uit: a. een systematische opsomming van omschrijvingen van groepen van archiefbeschei den welke naar hun inhoud gelijksoortig zijn, met vermelding van de termijnen na het verstrijken waarvan de archiefbescheiden mogen worden vernietigd; b. een toelichting op de lijst welke, naast de in artikel 5 bedoelde motivering, in ieder geval bevat de aanduiding van de bij de opsomming als bedoeld onder a gebruikte systematiek; c. een inhoudsopgave. Artikel 7 Dit besluit kan worden aangehaald als Algemene richtlijnen voor vernietigingslijsten archiefbescheiden. Artikel 8 Dit besluit treedt in werking op II. Prae-advies van de Commissie, ingesteld bij besluit van het bestuur der Vereniging van Archivarissen in Nederland d.d. 14 augustus 1969, om te adviseren over de Schets van Regelen ter uitvoering van artikel 3, eerste lid van het Archiefbesluit". Bovenstaande commissie, bestaande uit de heren Mr. H. J. Bernsen, Dr. F. A. Bre- kelmans, Dr. W. J. van Hoboken, H. J. van Meerendonk, Mr. J. H. de Vey Mestdagh en P. J- M. Wuisman, vergaderde op 13 oktober in het gemeentearchief te Amsterdam, onder voorzitterschap van Dr. W. J. van Hoboken. Als secretaris trad op Dr. F. A. Brekelmans. De heer Bernsen was om gezondheids redenen verhinderd, doch had zijn opmerkingen telefonisch medegedeeld. Het stand punt der overige commissieleden dienaangaande is in dit advies verwerkt. Het resultaat der bespreking is neergelegd in de bijgevoegde Nota van wijzigingen, waarop het volgende als toelichting moge dienen: a. Titel en indeling van de Schets. In de commissie heerst algemene waardering voor dit stuk, met name voor de be knoptheid ervan. De eenparige mening bestond dat de bewuste richtlijnen beperkt moeten worden gehouden. Het lijkt niet nodig er een inleiding aan toe te voegen. De titel spreekt van het vaststellen van lijsten, waarbij werd opgemerkt, dat vaststellen iets anders is dan maken. Het vaststellen is de taak van de ministers, het maken die van de ambtenaren van de administratie en de archivarissen. Geconstateerd werd dat in de vaststelling de voorbereiding is betrokken; het woord vaststelling impliceert het praenataal stadium van de vernietigingslijsten. De artikelen van de Schets zijn in drie groepen te verdelen, n.l.: 1. Bepalingen omtrent de samenstellers van de lijsten (art. 1-3) 2. De vorm van de lijsten (art. 6) 3. Algemene criteria voor de vernietiging (art. 4 en 5) Deze volgorde komt de commissie het meest logisch voor, zodat voorgesteld wordt de artikelen te vernummeren zoals nader is aangegeven op bijgaande Nota. b. Inleiding Op pagina 2 wordt aan het eind van de tweede alinea gesproken van het zich repeteren van veel zaken op verschillende hiërarchieke niveau's. In ons midden werd opgemerkt dat sommige zaken zich ook nu op dezelfde niveau's kunnen herhalen, zoals het geval is bij gemeenten die een gemeenschappelijke regeling hebben aangegaan. c. Artikel 2 en 3 Er bestaat geen duidelijk verband tussen dit ontwerp van de richtlijnen en de bewoor dingen van artikel 3 lid 4, sub e, f en g van het Archiefbesluit, alwaar wordt gehan deld over vernietiging van archiefbescheiden, die nog niet in lijsten zijn omschreven, dan wel daarvoor niet in aanmerking komen. Er dient naar onze mening een duide lijke verbinding gelegd te worden tussen het onderhavig onderwerp en deze verschillende bepalingen. Aan de functionarissen, die volgens het Archiefbesluit gehoord moeten worden, wordt immers in artikel 2 en 3 van de concept-richtlijnen voorbijgegaan. Om deze reden is de commissie gekomen tot de voorgestelde wijziging van artikel 2 sub b en 3 sub b. Voorts is het de commissie opgevallen dat het „door en vanwege" van de vijfde ïegel van dit artikel 2 niet tot uitdrukking komt in artikel 3. Het gevolg hiervan is dat, bij het ontwerpen van een lijst betreffende archiefbescheiden van één over heidsorgaan diegene, die de verantwoordelijkheid heeft voor het beheer van de betrok ken archiefbescheiden, zich kan laten vertegenwoordigen, terwijl bij een betrokkenheid op meer dan één overheidsorgaan de bewuste topfunctionaris (b.v. secretaris-generaal [87]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 4