wijs die in 1949 rapport uitbracht1'2. De secties I (rechtsgeleerdheid) en L (letteren
en wijsbegeerte) van deze staatscommissie waren van oordeel dat behoefte bestond
aan een wettelijk vastgelegde universitaire opleiding voor het ambt van archivaris.
De Vereniging van archivarissen in Nederland had voorgesteld de le klasse
opleiding gedeeltelijk aan de universiteit te verbinden. Een van de stellingen be
treffende de herziening van de Archiefwet 1918, vastgesteld in de vergadering
van de Vereniging op 29 oktober 1949 luidde43, dat het opleiden tot de weten
schappen waarvan men kennis verwacht bij elke archivaris tot de taak van de
Vereniging van archivarissen behoorde. De studie van de hulpwetenschappen voor
bepaalde soorten van archieven, zou aan de universiteit kunnen geschieden. De
Staatscommissie-Reinink stelde zich op een ander standpunt: zij opteerde voor
het onderbrengen van de gehele wetenschappelijke opleiding voor het archief- en
het bibliotheekwezen in een aparte interfaculteit. In deze interfaculteit zou men
een juridische studie kunnen afsluiten met een meestersexamen (archiefrichting),
waarbij de nadruk op het historische deel zou liggen, terwijl na een kandidaats
geschiedenis een doctoraal examen archiefwezen, waarbij de nadruk op de juridi
sche vorming zou liggen, mogelijk zou zijn. Tijdens een stage aan een daartoe
aangewezen archief zou de kennis van de praktische archiefvakken zoals archivis-
tiek en oud schrift verworven moeten worden. De sectie rechtsgeleerdheid meende
dat bij het afnemen van het meestersexamen archiefrichting zo nodig deskundigen
van buiten de universiteit zouden kunnen worden aangetrokken; het archief
examen le klasse zou dan kunnen vervallen.
De staatscommissie achtte het niet noodzakelijk en zelfs niet wenselijk dat de
opleiding van de wetenschappelijke archiefambtenaren le klasse aan alle universi
teiten mogelijk zou zijn.
De 2e klassers vielen al weer tussen wal en schip. Was het begrijpelijk dat de
Staatscommissie tot reorganisatie van het hoger onderwijs zich verre hield van
niet-universitaire vorming, merkwaardig was het dat in de stellingen van de Ver
eniging van archivarissen in Nederland niets over de opleiding van 2e klassers
werd gezegd.
Deze onderwaardering van de opleiding der 2e klassers veranderde. Bij brief van
29 januari 195 144 zond Carel Bloemen, archivaris van Staatsmijnen in Limburg,
een memorandum betreffende archiefopleiding in Nederland aan de algemene
rijksarchivaris Graswinckel, de Haagse gemeentearchivaris Moll, aan Kuipers,
chef van de afdeling oudheidkunde en natuurbescherming van het ministerie, en
aan Van der Gouw, die toen secretaris van het algemeen rijksarchief was. In dit
memorandum werd voorgesteld een Nederlandse archiefschool op te richten. Zo
wel de toekomstige archiefambtenaren 2e klasse, als de bedrijfsarchivisten, als de
registratuurambtenaren zouden aan deze school opgeleid kunnen worden.
De bestaande archief- en registratuuropleidingen van de Studiekring voor organi-
42 Rapport van de Staatscommissie tot reorganisatie van het hoger onderwijs, inge
steld bij koninklijk besluit van 11 april 1946, nr. 1 ('s-Gravenhage 1949) 18-19, 200,
327-328, 469-470.
43 NAB 34 (1949-1950) 33.
44 Archief ARA 1951 nr. A 42.
[130]
satie en documentatie der overheid en de gemeenschappelijke opleidingscommis
sie van NIDER en Vereniging van bibliothecarissen in Nederland zouden in deze
archiefschool worden ingebracht, tezamen met de door Bloemen met Van der
Gouw verzorgde cursus-archivist.
In 1948194945 had Bloemen nl. voor een viertal beambten van Staatsmijnen
een opleiding tot bedrijfsarchivist verzorgd. Dezen deden in juli 1949 examen
voor een commissie bestaande uit Graswinckel, Panhuysen (als gedelegeerde van
de Vereniging van archivarissen in Nederland), een gedelegeerde van de directie
van Staatsmijnen en Bloemen zelf. De algemene rijksarchivaris gaf Bloemen in
overweging de cursus ook voor andere gegadigden te geven. Met Van der Gouw
die ook reeds aan de eerste opleiding had medegewerkt, werd in 19501951 een
leergang bedrijfsarchivist ingericht. De examencommissie bestond deze keer uit
Graswinckel, Moll als gedelegeerde van de Vereniging van archivarissen, Bloemen
en Van der Gouw.
In de inmiddels na overleg met het ministerie40 als 'Archiefschool' betitelde
opleiding werd in 19511952 naast de leergang bedrijfsarchivist een leergang
archiefambtenaar 2e klasse gegeven. 15 leerlingen, onder wie 8 adspirant-2e klas
sers, namen aan de opleiding deel. Deze acht slaagden in juli 1952 voor het
examen 2e klasse, afgelegd voor de officiële examencommissie; de bedrijfsarchi
visten deden examen voor de commissie bestaande uit Graswinckel, Moll, Bloe
men en Van der Gouw. De voor het 2e klasse examen geslaagden legden voor
de niet-officiële commissie aanvullend examen af in het vak registratuur.
De daarop volgende cursus 19521953 telde ruim 20 leerlingen.
Het eerdergenoemde memorandum van Bloemen heeft niets uitgericht, vooral
omdat men nog niet rijp was voor de daarin bepleite samenvoeging van de be
staande archief- en registratuuropleidingen.
Ook het in augustus 1952 door Bloemen en Van der Gouw gedane voorstel
dat op 2 april 1953 werd herhaald47 hun particuliere archiefschool onder be
paalde voorwaarden aan het rijk over te doen, is niet gerealiseerd. Na een twee
jarig bestaan werd de archiefschool, die om verschillende redenen 'een bron van
verontrusting voor velen'48 was, wederom stopgezet49.
45 Aide-memoire door Bloemen en Van der Gouw dd. 29 augustus 1952, Archief
ARA 1952 nr. A 436.
48 Brief Bloemen en Van der Gouw aan de algemene rijksarchivaris dd. 19 mei
1951, antwoord van de algemene rijksarchivaris dd. 24 mei 1951, Archief ARA 1951
nr. A 205.
47 Zie noot 45; afschrift brief Bloemen en Van der Gouw aan de minister dd. 2
april 1953 in Archief ARA 1953, nr. A 106; afschrift van het antwoord van de mi
nister dd. 21 april 1953 nr. 280.091 I OKN in Archief ARA 1953 nr. A 189.
48 J. L. VAN DER GOUW, In memoriam Carel Bloemen NAB 71 (1967) 123.
49 Ondanks de pogingen van dr. C. Groeneveld om de Archiefschool onder de
hoede van de Vereniging van archivarissen in Nederland te brengen: afschrift brief aan
dr. W. J. Formsma dd. 9 juni 1953 en afschrift brief aan het bestuur van de Ver
eniging van archivarissen in Nederland dd. 5 augustus 1953 in Archief ARA 1953, nr.
A 319.
De Archiefschool 1951-1953 leeft nog voort in de serie Archivistica; publikaties van de
Archiefschool.
[131]