Fruin bestreed dit voorstel met kracht3'2. Hij wees o.m. op het ontbreken van
handboeken voor de meeste vakken33, waardoor de voorbereiding van de lessen
(grotendeels buiten diensttijd) veel tijd vergde. Fruin meende dat bezuiniging be
reikt zou kunnen worden ofwel door minder docentenvergaderingen te houden,
ofwel door het aantal lessen te verminderen. Een dergelijke wijziging van de opzet
zou echter eerst met de leraren besproken moeten worden.
In de daarop op 18 juli gehouden docenten vergadering34 stelde prof. Oppermann
voor dat hij zelf geen lessen meer aan de Archiefschool zou geven, maar de leer
lingen in de gelegenheid zou stellen zijn colleges aan de universiteit te Utrecht te
volgen. De overige docenten voelden hier weinig voor. Allereerst gaf Oppermann
alleen om het andere jaar college in de diplomatiek, bovendien zouden de leerlin
gen verplicht worden naar Utrecht te reizen en zich aan de Utrechtse universiteit
te laten inschrijven.
Aan de minister werd tenslotte voorgesteld35, bij wijze van proef, het aantal les
uren in de vakken waarin twee uren per week werd les gegeven, te brengen op
één. Met ingang van 1 januari 192430 werd dus gedurende zeven uren per week
gedoceerd. Dit leverde een besparing van 3000,per jaar op.
Ook de hierdoor ingevoerde bezuiniging bleek niet voldoende. In oktober 1923
kondigde de minister aan37 de opleiding voorlopig stop te zullen zetten. Fruin
reageerde38 bitter door erop te wijzen dat die paar duizend gulden gemakkelijk
bezuinigd konden worden op uitgaven die voor het archiefwezen heel wat minder
nut opleverden dan de Archiefschool en die best uitgesteld kon worden, zoals het
oorkondenboek van Utrecht of het ficheren door de 'N.V. tot het indiceeren van
kerkelijke archivaliën', onder directoraat van ds. F. S. Knipscheer. Op het door
de minister aangedragen argument, dat de vooruitzichten voor de aan de Archief
school opgeleide ambtenaren niet rooskleurig waren, antwoordde Fruin dat dit
ook voor bv. jonge advocaten en jonge bankemployé's gold. Zo rekte de school
32 Brief dd. 25 juni 1923 nr. 651 AS, Archief ARA 412/41.
Deze brief had in zoverre succes dat de minister afzag van het plan tot vermindering
of intrekking van de honoraria van Fruin en Japikse: brief dd. 18 juli 1923 nr. 3137
KW, Archief ARA 412/45.
33 In het door Fruin gesignaleerde gemis aan een handboek voor de chronologie,
werd later voorzien: R. FRUIN, Handboek der chronologie voornamelijk van Ne
derland (Alphen aan den Rijn 1934). Ook de stof van de lessen rechtsinstellingen is
gepubliceerd: R. FRUIN, De provincie Zeeland en hare rechterlijke indeeling vóór
1795 (Middelburg 1933); R. FRUIN, Overzicht van de rechterlijke organisatie in
Noord-Nederland vóór 1795, Verslagen en mededeelingen Vereeniging tot uitgaaf der
bronnen van het oud-vaderlandsche recht VIII, 6 (1934) 447-464.
Het dictaat van Nolet werd eveneens uitgegeven: W. NOLET, Middeleeuwsche kerke
lijke instellingen ['s-Gravenhage 1939] [cyclost.]; W. NOLET - P. C. BOEREN,
Kerkelijke instellingen in de middeleeuwen (Amsterdam 1961).
34 Verslag in Archief ARA 412/46.
35 Brief dd. 20 juli 1923 nr. 721 AS, Archief ARA 412/51; antwoord dd. 21 sep
tember 1923 nr. 3524 KW, Archief ARA 413/3.
36 VROA 46 (1923) I 54.
37 Brief dd. 23 oktober 1923 nr. 4697 KW, uittreksel in Archief ARA 413/11.
38 Brief dd. 31 oktober 1923 nr. 1060 AB, uittreksel in Archief ARA 413/15.
[128]
haar bestaan totdat echter in juli 1924 de lang gevreesde beslissing tot sluiting
van de school viel. De minister berichtte30: 'In verband met de verdere bezuinigin
gen, die voor 1925 noodzakelijk zullen zijn heb ik, hoewel noode, moeten be
sluiten voor dat dienstjaar geen gelden meer uit te trekken voor de Archiefschool.
Ik ben daarbij o.a. geleid door de overweging, dat het aantal archiefambtenaren
met het diploma le en 2e klasse thans zoo groot is, in vergelijking tot de vaca
tures bij het archiefwezen die binnen de eerstvolgende jaren redelijkerwijze kun
nen worden verwacht, dat de opleiding van die ambtenaren zonder bezwaar
eenigen tijd kan worden stopgezet. Het ligt voorshands niet in mijne bedoeling de
school definitief op te heffen en het begrootingsartikel zal dan ook als memorie-
post op de begrooting gehandhaafd blijven Ik stel er prijs op u de verzekering
te geven, dat deze maatregel uitsluitend het gevolg is van financiëele overwegin
gen.'
Bij koninklijk besluit van 28 juli 1924 nr. 30 840 werd bepaald dat de Archief
school 'tijdelijk buiten werking zal treden'; de docenten aan de Archiefschool
werd ontslag verleend.
Hoewel de sluiting tijdelijk zou zijn, gold ook hier 'C'est le provisoire qui dure'.
Na vijf jaren was de eerste Archiefschool aan haar einde gekomen. Fruin besloot
zijn laatste verslag als directeur van de school met de bede 'Op hoop van betere
tijden sluit ik hiermede dit vijfde verslag.'
De opheffing van de school maakte wijziging van de examenregeling noodzakelijk.
De oud-docenten werden opnieuw benoemd als lid van de examencommissie.
Prof. Nolet heeft tot 1956 dus meer dan 35 jaar deel uitgemaakt van deze
commissie.
De opheffing van de Archiefschool had tot gevolg dat de begeleiding van de stage
grotere betekenis kreeg41. Ook na het jaar 1924 bleek het algemeen rijksarchief
de uitverkoren instelling voor de praktische opleiding. Van de le klassers die
tussen 1926 en 1942 voor het examen slaagden (totaal 50), hadden 23 hun stage
bij het algemeen rijksarchief doorgebracht.
De slechte vooruitzichten bij het archiefwezen duurden voort en bereikten een
dieptepunt in de jaren voor de tweede wereldoorlog. Van degenen die tussen 1934
en 1942 het diploma le klasse behaalden (20 ambtenaren) konden slechts zes bij
gemeenten of provincies aangesteld worden; voor de 14 anderen was noch bij de
rijksarchiefdienst, noch elders in het archiefwezen, plaats.
Na de oorlog kwam de opleiding tot archivaris in bespreking in de door mr. dr.
H. J. Reinink voorgezeten Staatscommissie tot reorganisatie van het hoger onder-
89 Brief dd. 19 juli 1924 nr. 3345 KW, Archief ARA 413/45.
40 Afschrift in Archief ARA 413/52.
41 Brief van de algemene rijksarchivaris dd. 12 augustus 1942 nr. A 40, in antwoord
op brief van de secretaris-generaal van het departement van opvoeding, wetenschap en
cultuurbescherming dd. 6 augustus 1942, nr. 3706 II HO. Aan deze brief zijn ook de
in de tekst vermelde cijfers ontleend.
[129]