voor een met ijzer beslagen kist, voorzien van 8 sloten voor de bewaring van het stadszegel en de privileges. Overbekend is, dat deze toren in maart 1512 'terneder' stortte en de kist met inhoud onder het puin heeft bedolven. Het puinruimen werd opgedragen aan vollers, krachtig gebouwde textielarbeiders, die het uitdrukkelijk bevel kregen te letten op gezegelde perkamenten brieven en deze voorzichtig uit het puin te lichten. De vollers moeten wel geluk hebben gehad met dit werk, want schout en schepenen dronken op de redding van deze belangrijke stukken 25 kannen wijn en trakteerden de vollers op 25 vaten bier. We kunnen het nu nog eens zijn met het toenmalige stadsbestuur, zowel wat betreft de redding van de privileges als met het glas wijn. Na deze ramp werden de stukken weer in een ijzeren kist geborgen en nu in het raadhuis geplaatst. Maar met de uitbreiding van de stad breidde zich onvermijdelijk de administratie uit. De ijzeren kist werd vervangen door een kluis, het secreet genoemd. De ervaringen daarmee zijn bijzonder slecht geweest, in 1577 gesignaleerd met 'reumaticheyt, dampicheyt, dovicheyt, bracheyt van de steen' en nog meer van dergelijke kwalificaties. De aandacht in die tijd aan de archieven besteed is tot vandaag de dag merk baar. Het stadsbestuur had in deze zorgen geen betere medestander kunnen vin den dan Jan van Hout, de eminente veelzijdige stadssecretaris, die in die dagen het archivariaat op zich nam. Als bijzonderheid is te vermelden, dat hij als zo danig ook gesalarieerd werd. Na hem komt nog een enkele stadssecretaris, die zich uitermate voor archiefzorg interesseert. Dat was mr. Daniel van Royen in de jaren 17321748. Misschien is hij geanimeerd door Frans van Mieris, die in die tijd zijn bekende werk: 'Beschrijving van de stad Leyden' voorbereidde. De reumatige kluis was toen reeds verlaten voor de zolders en de voormalige lont kamer in het stadhuis. Daar begon in 1855, na Jan van Hout de tweede officieel aangestelde archivaris jhr. Rammelman Elsevier, officier van het derde regiment infanterie, met de inventarisatie van de archieven. Hij bleef tot aan zijn dood in 1885 in functie. Zijn opvolger werd mr. Charles Dozy, een man, die in zijn korte leven van 42 jaar, heel veel heeft gedaan voor de Leidse archieven. Zijn jaarverslagen onthul len de onhoudbare toestand, waarin de archieven op de zolders van het stadhuis verkeren. Hij houdt niet op te werken voor verbetering en zonder twijfel heeft hij invloed gehad op de beslissing van de erfgenamen Krantz. Hij was ook de man, die het archiefgebouw aan de Boisotkade in gebruik nam. Het rustige bezit van dit gebouw heeft ongeveer 4 jaar geduurd. Toen begon ruimtegebrek zich aan te dienen, een gast, die meer dan 50 jaar de gemeente archivarissen heeft dwarsgezeten. Verscheidene uitbreidingsplannen werden in de loop der tijden gemaakt, maar konden de goedkeuring van het gemeentebestuur niet verwerven. Toen evenwel een plan door de Raad was geaccepteerd kon dat jarenlang niet worden gerealiseerd door de moeilijke omstandigheden in de bouw sector. Burgemeester Van Kinschot en zijn gemeentebestuur zijn dit stellig niet vergeten! Bij zijn komst in Leiden nam burgemeester Van der Willigen aanstonds de strijd voor de uitbreiding van zijn ambtsvoorganger over. Plotseling, begin april 1967, [118] mede begunstigd door de stimulering van de werkgelegenheid op het terrein van de bouwvakken, kwam de rijksgoedkeuring. De eerste paal werd 17 oktober door een ietwat archaïsche stoommachine de grond ingedreven. Nu, na 2V2 jaar is de gemeente verrijkt met een archiefgebouw, Leiden waardig, weliswaar met zware financiële offers in een voor onze stad moeilijke tijd verkregen1. In 1893 werd het archiefgebouw aan de Boisotkade geruisloos in gebruik geno men. Vandaag bewijst de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk Leiden de bijzondere eer dit vernieuwde en uitgebreide archiefgebouw te openen. We mogen zelfs nu nog deze gebeurtenis uitleggen als een saluut aan Arnoldus Justus Krantz en aan allen, die zich in de achter ons liggende eeuwen hebben ingespannen voor het bewaren van onze kostbare archieven. Maar Excellentie, Dames en Heren, wij blijven niet staan bij het verleden. Al sinds jaren werd getracht in onze oude enge behuizing de belangstelling voor de stadsarchieven te stimuleren, vooral ook van de studerende jongeren. Het resul taat was niet onbevredigend. Maar nu kan worden beschikt over een zaal, waarin tentoonstellingen, voordrachten, projecties en dergelijke zullen kunnen plaatsvin den, zie ik wat dit betreft voor Leiden een goede toekomst. Ik stel me voor, dat een samenwerking kan worden opgebouwd tussen archiefdienst en particulieren, ouderen en jongeren, waardoor ongedachte resultaten zouden kunnen worden bereikt. Deze ontwikkeling stemt tot dankbaarheid. Dankbaarheid jegens het gemeente bestuur, dat de bouw heeft mogelijk gemaakt en jegens allen, die daarbij betrok ken zijn geweest. Minister Klompé en de aanwezigen maakten na de officiële opening een rondgang door het archiefgebouw, waarna het gezelschap onder het genot van een drankje en een hapje nog enige tijd in geanimeerde stemming bijeen bleef. Tot slot werd een receptie gehouden waarvoor degenen die bij de archiefdienst en de uitbreiding ervan betrokken waren en vele andere belangstellenden waren uitgenodigd. 1 Voor een beschrijving van de thans officieel in gebruik genomen uitbreiding van het gebouw van de Gemeentelijke Archiefdienst van Leiden en de geschiedenis van haar totstandkoming raadplege men de bijdrage van mejuffrouw mr. A. J. Versprille in Ned. Archievenblad 1968, blz. 256-262. [119]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1970 | | pagina 20